Criminele RIBW AlliantieKwintes is lid van de RIWB Alliantie, een koepelorganisatie voor Regionale Instellingen voor Beschermd en Begeleid wonen. 24 organisaties hebben zich in de RIWB Alliantie verenigd, met als doelstelling op landelijk niveau de belangen te behartigen van mensen met ernstige psychosociale of psychiatrische kwetsbaarheid.Samenwerking
De RIBW Alliantie positioneert zich op landelijk niveau in wisselende samenwerkingscombinaties met brancheorganisaties en andere landelijk werkende organisaties, zoals Federatie Opvang, ministerie van VWS, clientenorganisaties en de inspectie voor de Gezondheidszorg. De Alliantie onderscheidt verschillende dossiers, zoals de ontwikkelingen in de AWBZ, de WMO, de Zorgverzekeringswet, maar ook het imago van cliënten.
Bron: RIBW Alliantie 2010-2014: RIBW’s (on)opvallend present
HOMEPAGE
NIEUWS
PROFIEL
VISIE
WOONBEGELEIDING
VESTIGINGEN
RIBW`S IN NEDERLAND
DAGBESTEDING & WERKEN
RELATIES & SOCIALE NETWERKEN
PROJECTEN
EVENEMENTEN
HRM – INSTRUMENTENBANK
VACATURES
LINKS
FORUM
CONTACT
Woonbegeleiding
Het beschermd wonen is in de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw ontstaan. Deze zorgverlening richtte zich op een brede doelgroep van psychosociaal kwetsbaren. In 1989 werd de sector onderdeel van de geestelijke gezondheidszorg. De RIBW’s boden vooral bescherming en begeleiding in het zelfstandig wonen, aan mensen die lange tijd in psychiatrische instellingen waren verbleven. De meest voorkomende voorzieningen waren eengezinswoningen, waarin mensen in kleine groepen samenwoonden.
Sindsdien is er veel veranderd. De RIBW’s hebben hun mogelijkheden in zorgverlening sterk uitgebreid. De organisaties beschikken over woonvormen in vele variaties: van eenpersoonshuishoudens tot huisvesting in grotere groepen. Steeds vaker wordt ambulante woonbegeleiding geboden: zorg aan huis. Achtergrond, voorgeschiedenis, problematiek en leefsituatie van de cliënt zijn tegenwoordig dan ook vaak geen beperking meer. Zodoende kan een zeer gevarieerde groep psychosociaal kwetsbare mensen gebruikmaken van zorg op maat door de RIBW’s.
Hoofdpagina Categorieën
Zwols Nieuws
Prima resultaat waarderingsonderzoek RIBW Zwolle
|
Booming Business
De welzijnssupermarkt,overal weten VOC handelaartjes wel munt uit te slaan,als het niet bestaat dan vind je het gewoon uit hoe gekker kan het nog worden.
Tijdschrift over geestelijke gezondheid en verslaving psy NZa onderzoekt groei zorgzwaartepakketten beschermd wonen
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gaat onderzoeken waarom de regionale instellingen voor beschermd wonen (ribw) voor hun cliënten duurdere zorg aanvragen dan verwacht.
In het voorjaar moesten aanbieders van langdurende zorg opgeven hoeveel zorg hun cliënten in het vervolg nodig hebben. Dit gaat aan de hand van zogeheten zorgzwaartepakketten (zzp’s). Op basis van deze zzp’s wordt de zorg vanaf 2009 bekostigd. Momenteel vallen de ribw’s nog onder de lage tarieven. Maar uit hun opgaven valt af te leiden dat hun cliënten meer zorg nodig hebben. ‘Onder de huidige bekostiging zitten deze instellingen in de laagste tarievencategorie, maar in de zzp-opgave komen ze veel hoger uit’, zegt NZa-woordvoerder Annemiek van der Laan. ‘Wij willen uitzoeken hoe dat komt.’
Gekunsteld onderscheid
Volgens Anne van der Heide, lid van de raad van bestuur van Promens Care in Drenthe, gaat de NZa in de fout door in de ggz onderscheid te maken tussen B-pakketten en C-pakketten. De duurdere B-zzp’s zijn bedoeld voor langdurige klinische behandeling en de goedkopere C-zzp’s voor verblijf en begeleiding. ‘Dat is een gekunsteld onderscheid’, stelt hij.
Vroeger was het inderdaad zo dat de stabiele cliënten naar een ribw gingen en de zwaardere patiënten in een klinische voorziening bleven. ‘Maar dat is helemaal niet meer de realiteit. Ik durf te beweren dat negentig procent van de bewoners van de ribw’s nog altijd in behandeling is. Die lichtere cliënten zijn allang uitgestroomd naar al dan niet begeleid zelfstandig wonen.’
Intensieve zorg
Toen de aanbieders begin dit jaar hun zzp’s moesten opgeven, is daar steekproefsgewijs door het Centrum Indicatie Zorg (CIZ) naar gekeken. ‘Het CIZ heeft bevestigd dat onze cliënten die intensieve zorg gewoon nodig hebben’, zegt Van der Heide. Als het aan hem ligt wordt het onderscheid in B- en C-zpp’s zo snel mogelijk afgeschaft. ‘We kunnen binnen de ggz toe met de indeling in zzp’s die ook in de andere awbz-sectoren gangbaar is.’
Wanneer het onderzoek van de NZa klaar is, is niet duidelijk. ‘Het gaat eerder maanden dan weken duren’, aldus de woordvoerder. (MvK)
© Psy 14-08-2008
Zorgaanbieders GGZ
Onderstaande lijst omvat instellingen die toegelaten zijn om verzekerde zorg (zorgverzekeringswet en AWBZ) te verlenen en die zich specifiek op de GGZ richten. De lijst is niet compleet. GGZbeleid streeft geen volledigheid na. Psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (PAAZ’en), vrijgevestige psychotherapeuten en psychiaters, commerciële initiatieven zijn niet opgenomen in de lijst.
Ook beperk ik met tot instellingen die zijn aangesloten bij de brancheorganisatie GGZ Nederland.
Groningen, Friesland, Drenthe
Lentis
functies: APZ, Riagg, Ribw, FP
kerngebied: Groningen, Noord Drenthe
fusiehistorie: fusie Mesdagkliniek en GGZ Groningen. GGZ Groningen was weer een fusie van Dennenoord, Verpleeghuis De Enk en verzorgingshuis ’t Holthuys, Groot Bronswijk , Riagg Groningen, Ribw Groningen, De Berkenhof centrum voor psychosociale hulpverlening aan vrouwen.
Universitair Centrum Psychiatrie (Universitair Medisch Centrum Groningen)
functies: CPZ Academisch/PAAZ
GGZ Friesland
functies APZ, Riagg, Ribw, FP, KJP
kerngebied: Friesland
Fier Fryslân
fuctie: behandelcentrum op het terrein van geweld in afhankelijkheidsrelaties
GGZ Drenthe
functies: APZ, Riagg, FPK
kerngebied: Drenthe
fusie: GGZ Drenthe is onderdeel van de Evean Groep
Promens Care
functie: Ribw
kerngebied Drenthe
Verslavingszorg Noord Nederland (VNN).
functie: CPZ-AD
kerngebied: Groningen, Friesland en Drenthe
fusiehistorie: Fusie van de dr. Kuno van Dijk Stichting, samen met de AVG en het CAD Drenthe Eelde
Accare (Stichting Universitaire en Algemene Kinder- en Jeugdpsychiatrie Noord-Nederland).
functie: CPZ-KJP
kerngebied: Groningen, Friesland en Drenthe
fusiehistorie: fusie van ‘t Ruige Veld in Rolde, De Ruyterstee in Smilde en het Academisch Centrum KJP in Groningen
In de bres
functies: ambulante zorg
levensbeschouwelijke grondslag
Overijssel
Mediant GGZ
functies: APZ, Riagg
kerngebied: Oost- en Midden-Twente
Dimence
functies: APZ, Riagg, Ribw
kerngebieden: noorden en westen van Overijssel, regio Deventer en Almelo
Fusie van Adhesie, Zwolse Poort (Sint Franciscushof) en Riaggz over de IJssel (fusie van Riagg IJsselland, Riagg Zwolle, Stichting PHJ en Stichting De Kern (maatschappelijk werk); participeert ook in centra voor geestelijke gezondheidszorg en werk (INTEND) en ouderenzorg (Triplus)).
FPC Veldzicht
functies: CPZ-FP (TBS-Kliniek
Ribw Twente
functie: Ribw
kerngebied: Twente
Ribw Zwolle
Functie: Ribw
kerngebied: Noord- en West-Overijssel
Tactus
kerngebieden: regio’s Twente, Stedendriehoek, Zwolle, Flevoland en Noord Veluwe
Karakter
functie: CPZ-KJP
kerngebied: provincies Overijssel en Gelderland.
Scriptie
afstudeerproject
RIBW denkt met je mee in betuttelen en koeieneren zonder kennis van zaken
Beshay Saad
Sarah van de Velde
Hogeschool Windesheim
School of Social Work
Juni 2009
Scriptie
afstudeerproject
RIBW denkt met je mee
Geschreven door: Beshay Saad en Sarah van de Velde
Hogeschool: Hogeschool Windesheim
Opleiding: School of Social Work (Integraal Maatschappelijk Werk)
Opdrachtgever: RIBW IJssel-Vecht
Beoordelaar: Gert Jan Peters
Begeleider: Peter Zijsling
Zwolle, juni 2009
Voorwoord.
Tijdens de deeltijd opleiding Social Work – aan Hogeschool Windesheim te Zwolle – hebben
wij elkaar leren kennen. Beiden besloten we in 2006 te starten met de opleiding tot
maatschappelijk werker. Sinds maart 2007 werken wij samen bij de Regionale Instelling voor
Begeleiding bij Wonen, Werken en Welzijn (RIBW) IJssel-Vecht, team Beschermende
Woonvorm (BW) Jongeren. Vanaf de start verloopt het contact tussen ons prima, mede
omdat we een zelfde manier van denken en handelen hebben en we beide kritisch zijn. We
besloten om samen een afstudeeronderzoek te gaan doen.
In opdracht van de RIBW IJssel-Vecht te Zwolle hebben wij de afgelopen maanden
onderzoek gedaan naar de begeleidingsbehoefte van haar cliënten die woonachtig zijn in
beschermende woonvormen te Zwolle. De leeftijd van deze cliënten ligt tussen de 16 en 74
jaar. Het onderzoek dat hier wordt gepresenteerd geeft een inventarisatie van de
begeleidingsbehoeften van haar cliënten, gericht op het functioneren als volwaardig burger
in de maatschappij.
Het onderzoek is uitgevoerd onder cliënten van de RIBW IJssel-Vecht die woonachtig zijn in
beschermende woonvormen te Zwolle. Door middel van interviews zijn gegevens van
cliënten verzameld. Daarnaast is een interview gehouden met de Cliëntenraad van de RIBW
IJssel-Vecht.
Wij danken de cliënten en de Cliëntenraad voor de door hun geleverde bijdrage aan de
totstandkoming van dit rapport. Ook willen wij de medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht
bedanken die ons tijdens dit onderzoek hebben ondersteund. Onze dank gaat vooral uit naar
onze praktijkbegeleider Johan van Aalderen.
Daarnaast willen wij Peter Zijsling bedanken voor het begeleiden en ondersteunen tijdens
ons afstudeerproces. Wij konden bij hem terecht met vragen of onduidelijkheden. Hij wist
ons te informeren, te adviseren en te stimuleren tijdens dit proces.
Zwolle, juni 2009
Beshay Saad
Sarah van de Velde
Samenvatting.
Dit rapport is geschreven in opdracht van de RIBW IJssel-Vecht (voorheen RIBW Zwolle). Het
doel van dit behoeftenonderzoek is inzicht te krijgen in de begeleidingsbehoefte van de
cliënten van de RIBW IJssel-Vecht, die woonachtig zijn in beschermende woonvormen te
Zwolle – gericht op het als volwaardig burger functioneren in de maatschappij. De centrale
vraag van ons onderzoek is als volgt:
“Welke begeleidingsbehoefte hebben de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht om als
volwaardig burger te kunnen functioneren in de maatschappij?”
Deze hoofdvraag beantwoorden we vanuit de volgende deelvragen:
1. Ondersteunt de RIBW IJssel-Vecht haar cliënten om als volwaardig burger te kunnen
functioneren?
2. Is de gekozen rehabilitatiemethodiek de best passende methodiek bij de hulpvragen
– gericht op het functioneren als volwaardig burger in de maatschappij – van de
cliënten?
Het onderzoek is gebaseerd op een studie van literatuur op het gebied van
rehabilitatiemethodieken, beleidsdocumenten van de organisatie en onderzoeksrapporten.
Centraal stonden vooral de twaalf interviews met cliënten van de RIBW IJssel-Vecht en het
interview dat met haar Cliëntenraad is gehouden. De uitkomsten van het onderzoek staan in
dit rapport verwoord.
Het onderzoek moet een adviesrapport opleveren ten aanzien van de begeleidingsbehoefte
van de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht om als volwaardig burger te kunnen functioneren
in de maatschappij.
Dit onderzoek heeft geresulteerd in de volgende conclusies:
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen op gelijkwaardig niveau benaderd
worden en niet betutteld worden.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer ondersteuning bij het opbouwen
en/ of het vergroten van hun sociale netwerk.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat er in de maatschappij meer begrip is
voor hun situatie.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat de begeleiding hen open en directief
benaderd.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer betrokken worden bij hun
begeleidingsproces en zelf beslissen over de invulling van hun leven.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht vinden dat de medewerkers hun gemaakte
afspraken beter en tijdig moeten nakomen.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer ruimte krijgen om fouten te maken
en uitdagingen in de omgeving aan te gaan.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat er meer gewerkt wordt vanuit de
doelen die in hun begeleidingsplan zijn opgenomen.
Naar aanleiding van bovenstaande conclusies zijn de volgende aanbevelingen
geformuleerd:
– De RIBW IJssel-Vecht moet minder beschermend zijn naar de cliënten, zodat de
cliënten minder afhankelijk van hulpverlening zijn.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten minder betuttelend zijn, zodat de
cliënten zich gelijkwaardig voelen.
– De RIBW IJssel-Vecht moet de cliënten ondersteunen bij het opbouwen en/ of het
vergroten van hun sociale netwerk.
– De RIBW IJssel-Vecht moet de maatschappij meer voorlichten over haar doelgroep.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten meer gebruik maken van de
directieve begeleidingsstijl uit de SRH-methodiek.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht hebben niet alleen een signalerende rol,
zij moeten sneller ingrijpen en zaken niet laten liggen.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten meer betrekken bij
hun begeleidingsproces en hen zelf laten beslissen over de invulling van hun leven.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten hun gemaakte afspraken
nakomen.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten de ruimte geven om
fouten te maken en uitdagingen in de omgeving aan te gaan.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten helpen bij het
(positief) versterken van het eigen zelfbeeld.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten meer werken vanuit de doelen die
in de begeleidingsplannen zijn opgenomen.
– Cliënten moeten een vorm van dagbesteding hebben.
Inhoudsopgave.
Voorwoord. ……………………………………………………………………………………………………………….. 3
Samenvatting……………………………………………………………………………………………………………… 4
Inhoudsopgave. ………………………………………………………………………………………………………….. 6
Hoofdstuk 1: Aanleiding en inleiding voor ons onderzoek. ………………………………………………. 8
1.1 Omgeving. ………………………………………………………………………………………………………… 8
1.1.1 Rol van de opdrachtgever. …………………………………………………………………………… 8
1.1.2 Rol van de docent. ……………………………………………………………………………………… 8
1.2 Probleemstelling en vraagstelling. ………………………………………………………………………. 8
1.3 Doelstelling. ……………………………………………………………………………………………………… 9
1.4 Opbouw onderzoeksrapport. ……………………………………………………………………………… 9
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader. …………………………………………………………………………………. 11
2.1 Relevantie Integraal Maatschappelijk Werk. ………………………………………………………. 11
2.2 RIBW Groep Overijssel. …………………………………………………………………………………….. 11
2.2.1 Missie. …………………………………………………………………………………………………….. 11
2.2.2 Visie. ……………………………………………………………………………………………………….. 12
2.2.3 Beleidsplan. ……………………………………………………………………………………………… 12
2.2.4 De cliënten. ……………………………………………………………………………………………… 13
2.2.5 De medewerkers. ……………………………………………………………………………………… 13
2.3 RIBW IJssel-Vecht. …………………………………………………………………………………………… 13
2.3.1 Missie. …………………………………………………………………………………………………….. 13
2.3.2 Visie. ……………………………………………………………………………………………………….. 13
2.3.3 ReZePa. …………………………………………………………………………………………………… 14
2.3.4 Kwaliteitsbeleid………………………………………………………………………………………… 14
2.3.5 Cliëntenraad…………………………………………………………………………………………….. 14
2.4 Achtergrond van het probleem. ………………………………………………………………………… 15
2.4.1 Onderzoeksrapporten. ………………………………………………………………………………. 16
2.5 Definities. ……………………………………………………………………………………………………….. 17
2.5.1 Volwaardig burgerschap. …………………………………………………………………………… 17
2.5.2 Gelijkwaardigheid. ……………………………………………………………………………………. 18
2.5.3 Begeleidingsbehoeften. …………………………………………………………………………….. 18
2.5.4 Rehabilitatie. ……………………………………………………………………………………………. 18
2.5.5 Vraaggericht werken. ………………………………………………………………………………… 20
2.6 Literatuuronderzoek. ……………………………………………………………………………………….. 20
2.6.1 Ontwikkelingspsychologie. ………………………………………………………………………… 21
2.6.2 Behoeften. ………………………………………………………………………………………………. 23
2.6.3 Rehabilitatie. ……………………………………………………………………………………………. 24
Hoofdstuk 3: Methoden van onderzoek. ……………………………………………………………………… 29
3.1 Opzet en uitvoering van het onderzoek. …………………………………………………………….. 29
3.2 Behoeftenonderzoek. ………………………………………………………………………………………. 29
3.3 Populatie en steekproef. ………………………………………………………………………………….. 30
3.4 Dataverzamelingsmethoden. ……………………………………………………………………………. 30
3.4.1 Typen onderzoek. ……………………………………………………………………………………… 30
3.4.2 Methoden van onderzoek. ………………………………………………………………………… 31
3.5 Uitvoering dataverzameling. …………………………………………………………………………….. 31
3.5.1 Interviews. ………………………………………………………………………………………………. 31
3.6 Betrouwbaarheid en validiteit. ………………………………………………………………………….. 32
3.7 Kwalitatieve analyse. ……………………………………………………………………………………….. 33
Hoofdstuk 4: Resultaten literatuuronderzoek. ……………………………………………………………… 34
4.1 Ontwikkelingspsychologie. ……………………………………………………………………………….. 34
4.2 Behoeften. ……………………………………………………………………………………………………… 36
4.3 Rehabilitatie. …………………………………………………………………………………………………… 37
Hoofdstuk 5: Resultaten praktijkonderzoek. ………………………………………………………………… 40
5.1 Resultaten van interviews. ……………………………………………………………………………….. 40
5.1.1 Participatie. ……………………………………………………………………………………………… 40
5.1.2 Behoeften. ………………………………………………………………………………………………. 40
5.1.3 Begeleiding………………………………………………………………………………………………. 41
5.1.4 Organisatie. ……………………………………………………………………………………………… 42
5.2 Cliëntenraad. ………………………………………………………………………………………………….. 42
Hoofdstuk 6: Conclusie en discussie. …………………………………………………………………………… 43
6.1 Conclusies. ……………………………………………………………………………………………………… 43
6.1.1 Deelvraag (1). …………………………………………………………………………………………… 43
6.1.2 Deelvraag (2). …………………………………………………………………………………………… 44
6.1.3 Hoofdvraag………………………………………………………………………………………………. 46
6.2 Discussie. ……………………………………………………………………………………………………….. 46
6.2.1 Participatie. ……………………………………………………………………………………………… 46
6.2.2 Behoeften. ………………………………………………………………………………………………. 46
6.2.3 Begeleiding………………………………………………………………………………………………. 47
6.3 Aanbevelingen. ……………………………………………………………………………………………….. 48
Literatuurlijst. …………………………………………………………………………………………………………… 49
Bijlage 1: Vragen interview. ……………………………………………………………………………………….. 50
Bijlage 2: Adviesrapport. ……………………………………………………………………………………………. 51
Hoofdstuk 1: Aanleiding en inleiding voor ons onderzoek.
Het onderwerp van het onderzoek wordt in de eerste paragrafen uiteengezet. Daarbij zal
eerst de aanleiding van het onderzoek besproken worden, zodat duidelijk wordt wat de
achtergronden van het onderzoek zijn. Daarna komen de probleemstelling en de doelstelling
van het onderzoek aan de orde.
1.1 Omgeving.
Dit rapport is geschreven in opdracht van de RIBW IJssel-Vecht (voorheen RIBW Zwolle). De
RIBW IJssel-Vecht is een onderdeel van de RIBW Groep Overijssel en staat voor Regionale
Instelling voor Begeleiding bij Wonen, Werken en Welzijn in de regio Noordwest-Overijssel.
Zij biedt begeleiding aan mensen met een psychiatrische of psychosociale beperking die om
verschillende redenen niet zelfstandig kunnen deelnemen aan de samenleving.
1.1.1 Rol van de opdrachtgever.
De opdrachtgever heeft zich bereid gevonden voor het aanbieden en begeleiden van dit
afstudeeronderzoek. Voorafgaande aan het onderzoek bleek uit gesprek met de
opdrachtgever dat er onvoldoende zicht is op de begeleidingsbehoeften van de cliënten als
het gaat om het als volwaardig burger deelnemen aan de samenleving.
1.1.2 Rol van de docent.
Vanuit de opleiding Social Work op Hogeschool Windesheim is er een begeleidend docent
aangesteld die vanuit de opleiding verantwoordelijk is voor de begeleiding en de voortgang
van het onderzoek en is er een beoordelend docent aangesteld die verantwoordelijk is voor
de beoordeling van het eindresultaat.
1.2 Probleemstelling en vraagstelling.
De directie van de RIBW IJssel-Vecht heeft de afgelopen tijd een aantal signalen gekregen
waarbij zij dacht; begeleiding waar zijn jullie mee bezig? Sterk vervuilde of op zijn minst niet
zulke hygiënische en brandgevaarlijke situaties binnen cliëntenkamers van woonvormen.
Soms is er door toedoen van anderen ontdekt dat er hoge schulden zijn bij een cliënt en is
aangegeven dat de begeleiding soms een aantal weken niet binnenkomt bij een cliënt.
Bovenstaande voorbeelden werden verantwoord vanuit het principe van; respecteren van
de keuze van de cliënt. De directie is hiervan geschrokken en vind de situaties volstrekt
onaanvaardbaar.
Het probleem doet zich voor op verschillende woonvormen van de organisatie, ook bij
cliënten die ambulante begeleiding ontvangen. Er is sprake van verwaarlozing, dreigende
huisuitzetting en dergelijke problemen.
Mogelijk heeft het zover kunnen komen doordat medewerkers te lang de
verantwoordelijkheid en de keus bij de cliënt hebben gelaten en een afwachtende houding
hebben aangenomen.
Er wordt gewerkt vanuit de wens van de cliënt, maar als de cliënt aangeeft geen
ondersteuning te behoeven op een bepaald gebied dan bestaat het gevaar dat de
begeleiding hier te snel in mee gaat. Signalering op diverse leefgebieden vindt wel plaats,
maar (passende) actie hierop ontbreekt veelal.
Bovenstaande signalering riep bij ons enkele vragen op, zoals: hoe kan de begeleiding dit
laten gebeuren, waar gaat het mis, waarom wordt er niet (tijdig) ingegrepen, is dit
rehabilitatiegericht werken en is dit volwaardig burgerschap? Het begrip ‘volwaardig
burgerschap’ wordt in paragraaf 2.5.1 nader uitgewerkt.
Op basis van deze probleemstelling is de hoofdvraag van ons onderzoek als volgt:
Welke begeleidingsbehoefte hebben de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht om als
volwaardig burger te kunnen functioneren in de maatschappij?
Deze hoofdvraag beantwoorden we vanuit de volgende deelvragen:
1. Ondersteunt de RIBW IJssel-Vecht haar cliënten om als volwaardig burger te kunnen
functioneren?
2. Is de gekozen rehabilitatiemethodiek de best passende methodiek bij de hulpvragen
– gericht op het functioneren als volwaardig burger in de maatschappij – van de
cliënten?
1.3 Doelstelling.
Het onderzoek moet een adviesrapport opleveren ten aanzien van de begeleidingsbehoefte
van de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht om als volwaardig burger te kunnen functioneren
in de maatschappij.
1.4 Opbouw onderzoeksrapport.
Het onderzoek is gebaseerd op een studie van literatuur op het gebied van
rehabilitatiemethodieken, beleidsdocumenten van de organisatie en onderzoeksrapporten.
Centraal stonden vooral de twaalf interviews met cliënten van de RIBW IJssel-Vecht en het
interview dat met haar Cliëntenraad is gehouden. De uitkomsten van het onderzoek staan in
dit rapport verwoord.
Hoofdstuk twee geeft een beschrijving van de relevantie van dit onderzoek voor het
maatschappelijk werk, een beschrijving van de organisatie waarbinnen dit onderzoek is
uitgevoerd en de achtergrond van het probleem. Na afbakening van het onderwerp is er
literatuur verzameld welke relevant is voor dit onderzoek. Na een weergave van de definities
volgt een beschrijving van het literatuuronderzoek.
In het derde hoofdstuk wordt de keuze van type onderzoek gemotiveerd en uitleg gegeven
over de wijze van dataverzameling. Ook wordt de wijze van onderzoek behandeld. Er wordt
beschreven hoe er een selectie heeft plaatsgevonden van de te benaderen cliënten voor de
dataverzameling en hoe de betrouwbaarheid gegarandeerd wordt. Tevens komt de
dataverwerking en de manier van analyseren aan bod.
Het vierde hoofdstuk presenteert de resultaten van het literatuuronderzoek.
Het vijfde hoofdstuk presenteert de resultaten van het praktijkonderzoek (interviews).
In het laatste hoofdstuk staan de conclusies beschreven en worden resultaten
bediscussieerd in het licht van de doelstelling en probleemstelling van het onderzoek. Er
wordt een verband gelegd met de resultaten vanuit de literatuur en vanuit de interviews.
Ten slotte worden aanbevelingen gedaan aan de RIBW IJssel-Vecht die zijn afgeleid uit de
onderzoeksresultaten.
Hoofdstuk 2: Theoretisch kader.
Dit hoofdstuk begint met een omschrijving van de relevantie van dit onderzoek voor het
maatschappelijk werk. Hierna volgt informatie over de RIBW IJssel-Vecht, de achtergrond
van het te onderzoeken probleem en de definities die aan dit onderzoek zijn gerelateerd. Tot
slot wordt er aandacht geschonken aan de geraadpleegde literatuur.
2.1 Relevantie Integraal Maatschappelijk Werk.
Als maatschappelijk werker richt je je op kwetsbare (groepen) mensen die problemen
hebben met – of tekorten ondervinden in – hun sociaal functioneren, in de wisselwerking
met hun primaire leefomgeving en/ of in relatie met maatschappelijke instituties. Als
maatschappelijk werker ben je in staat om veranderingen te signaleren, inzichtelijk te maken
en hierop te anticiperen. Je bekijkt of en welke veranderingen in de maatschappelijke
context mogelijk en haalbaar zijn en je kunt een plan van aanpak maken ter beïnvloeding van
maatschappelijk omstandigheden. Daarbij is het van belang om als maatschappelijk werker
de signalen en voorstellen voor verandering onder de aandacht te brengen van
verantwoordelijke instanties of personen, maar ook aan de sector. De belangen van cliënten
moeten behartigd worden en hierbij moet rekening gehouden worden met hun
kwetsbaarheid.
Door maatschappelijk veranderingen – zoals de individualisering – verandert de rol die
burgers in de maatschappij vervullen en verandert de wijze waarop de maatschappij omgaat
met haar burgers. Deze individualisering zorgt voor een toenemende druk vanuit de
maatschappij op de eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid. Mensen zijn steeds meer
op zichzelf aangewezen en er is veel keuzevrijheid. Niet iedereen kan deze
verantwoordelijkheid aan.
2.2 RIBW Groep Overijssel.
De RIBW Groep Overijssel1 bestaat uit de werkmaatschappijen RIBW Twente en RIBW IJssel-
Vecht. Sinds 1 oktober 2008 werken deze twee instellingen samen onder de
bestuursstichting RIBW Groep Overijssel. RIBW staat voor Regionale Instelling voor
Begeleiding bij Wonen, Werken en Welzijn.
2.2.1 Missie.
“Mensen met beperkingen zijn medeburgers – mensen die er volledig bij horen en niet in
een uitzonderingspositie terecht mogen komen”.
Het is voor mensen met psychiatrische of psychosociale problemen vaak moeilijk om werk te
vinden of te behouden en om sociale contacten en relaties op te bouwen.
1
Bron: http://www.ribwgroepoverijssel.nl
Soms hebben ze te maken met stigmatisering. De visie van de RIBW Groep Overijssel is dat
deze mensen recht hebben op ondersteuning om als gelijkwaardig burger in de samenleving
mee te kunnen doen.
De taak van de RIBW Groep Overijssel is de cliënt helpen de regie op zijn leven weer in
handen te krijgen en zo inhoud en richting te geven. Dit doet zij door haar cliënten te
ondersteunen en faciliteren, zodat zij hun autonomie kunnen versterken, hun eigen keuzes
kunnen maken en meer kansen kunnen creëren op een betere kwaliteit van leven.
2.2.2 Visie.
In de visie van de RIBW Groep Overijssel is het dan ook niet aan de orde of mensen met een
beperking met steun in staat zijn in de samenleving te wonen, maar veel meer hoe zij dat
samen mogelijk kunnen maken en welke bruggen gebouwd moeten worden om dat ook te
laten slagen. De zorg richt zich dus niet alleen op de cliënt, maar als dat nodig is ook op diens
omgeving. Die zorg en begeleiding biedt zij lokaal, dicht bij de burger.
De visie op gelijkwaardig burgerschap en herstel wil de RIBW Groep Overijssel niet alleen
vormgeven in de begeleiding en ondersteuning van de cliënt. Zij wil het ook doorvoeren in
de eigen organisatiestructuur: het erkennen van de ervaringskennis van de cliënten en het
benutten daarvan.
Voor de cliënten wil de RIBW Groep Overijssel de beste kwaliteit op het gebied van wonen,
werken en welzijn garanderen. Door de omvang van de organisatie worden schaaleffecten
beoogd die ruimte scheppen voor meer vernieuwing, juist op het gebied van cliëntenzorg.
2.2.3 Beleidsplan.
Belangrijke kernwaarden voor de ondersteuning en begeleiding die de RIBW Groep
Overijssel biedt zijn:
–
Onderscheidendheid;
–
Zelfbeschikking;
–
Verankering in de sociale leefomgeving;
–
Transparante verantwoording;
–
Partnerschap;
–
Rehabilitatie2;
–
Het principe van een lerende organisatie.
2
Rehabilitatie: herstellen – in eer herstellen.
2.2.4 De cliënten.
De belangrijkste doelstelling heeft de RIBW Groep Overijssel gebaseerd op de stellingname
dat de cliënt werkelijk centraal staat. Cliënten kunnen participeren en meesturen bij de
inrichting van het begeleidingsaanbod. Op die manier kan de RIBW Groep Overijssel tot
vraaggestuurde zorg en begeleiding komen. Op lokaal en regionaal niveau heeft zij daarom
cliëntencommissies en cliëntenraden.
2.2.5 De medewerkers.
Ook de medezeggenschap en betrokkenheid van medewerkers ziet de RIBW Groep
Overijssel als belangrijke voorwaarden om de missie en doelstellingen van de organisatie te
kunnen realiseren. Voor een groot deel kunnen zij daarom, binnen vastgestelde kaders, zelf
sturing geven aan hun werkzaamheden. Op het niveau van de bestuursstichting is een
centrale ondernemingsraad ingesteld.
2.3 RIBW IJssel-Vecht.
De RIBW IJssel-Vecht3 is een onderdeel van de RIBW Groep Overijssel. Zij biedt begeleiding
aan mensen met een psychiatrische of psychosociale beperking die om verschillende
redenen niet zelfstandig kunnen deelnemen aan de samenleving.
De RIBW IJssel-Vecht kent drie vormen van begeleiding:
–
Begeleiding bij wonen met verblijf.
–
Begeleiding bij (zelfstandig) wonen.
–
Begeleiding dagbesteding en werk.
2.3.1 Missie.
De missie van de RIBW IJssel-Vecht is het ondersteunen van cliënten bij het dagelijks leven
als een volwaardig burger in de maatschappij. De RIBW IJssel-Vecht biedt ondersteuning op
het gebied van wonen, werken en welzijn om hen als volwaardig burger de kans te geven
maatschappelijk zo zelfstandig mogelijk te functioneren in een omgeving die zij zelf wensen.
Om haar missie in praktijk te brengen werkt de RIBW IJssel-Vecht sinds 1999 vanuit
Rehabilitatie, Zelfmanagement en Partnerschap, kortweg ReZePa genoemd.
2.3.2 Visie.
Om haar missie te bereiken wil de RIBW IJssel-Vecht samen met medewerkers en cliënten:
–
Werken aan integratie en acceptatie;
–
Verder ontwikkelen van cliëntengerichtheid naar cliëntenparticipatie;
–
Een goede afstemming bereiken tussen professionele en ervaringsdeskundigheid;
–
Een afgeronde dienst leveren;
–
Een goede gestroomlijnde dienstverlening leveren;
–
Het werk tot een betekenisvolle en plezierige uitdaging voor medewerkers maken.
3
Bron: http://www.ribwijsselvecht.nl
2.3.3 ReZePa.
Rehabilitatie:
De RIBW IJssel-Vecht erkent de cliënten als persoon en wil hen helpen zijn of haar
burgerschap te herstellen. De kern van deze rehabilitatie is het geven van die steun,
waardoor de cliënt zo zelfstandig mogelijk kan functioneren.
Zelfmanagement:
Om de begeleiding op basis van partnerschap en rehabilitatie nog beter vorm te kunnen
geven, werkt de RIBW IJssel-Vecht met teams. Deze teams organiseren hun eigen
werkzaamheden, die nodig zijn voor het behalen van het afgesproken resultaat. Het team
houdt de voortgang in de gaten, lost dagelijkse problemen op en verbetert zelf processen en
werkmethoden.
Partnerschap:
De RIBW IJssel-Vecht vindt dat partnerschap inhoudt dat zij samen met haar cliënten
vraagstukken aanpakt in werkgroepen. De RIBW IJssel-Vecht schept de randvoorwaarden,
zodat de cliënten op hun niveau kunnen meedenken, meepraten en meebeslissen. De RIBW
IJssel-Vecht vindt dat cliënten en medewerkers evenwaardig zijn, met ieder een eigen
verantwoordelijkheid.
Home Nieuws > Kwaliteitskeurmerk zegt niets
13 augustus 2007
Keurmerken zeggen niets over kwaliteit. Dat blijkt uit een evaluatie van de normen voor verantwoorde zorg in de verpleeg- en verzorgingshuizen. Een organisatie kan een wand vol oorkondes hebben en toch ondermaatse zorg leveren.
Het zal een schok zijn voor de vele keurmerkadepten in de zorg. Een paar maanden geleden meldde keuringsinstituut HKZ nog trots dat al duizend zorgorganisaties een certificaat hadden behaald, en dat vele andere daarmee druk doende waren. In de afgelopen jaren hebben de keurmerken een stevige positie weten te verwerven. Ze sluiten aan bij de toenemende roep om kwaliteit, op een manier die perfect past in het verantwoordingsdogma in de gezondheidszorg. Met een certificaat kun je laten zien dat alles op papier pico bello is. Je moet toch wát als zorgverzekeraars aankondigen dat ze voortaan kiezen voor zorgaanbieders die “bewezen” kwaliteit leveren.
Goede wil
Maar wat bewijst zo’n keurmerk nu werkelijk? Niet dat een organisatie kwaliteit levert: instellingen met een keurmerk voldoen niet vaker aan de normen voor verantwoorde zorg dan ongecertificeerde concurrenten. Een keurmerk bewijst eigenlijk vooral dat een organisatie goed is in het vastleggen en opvolgen van regels. Het toont dat een instelling een speciale kwaliteitsmedewerker heeft aangesteld, anders is een certificaat nauwelijks haalbaar. Het meest positieve is nog dat het wijst op goede wil.
Meten
Aan al deze dingen hebben cliënten echter weinig. Het zal hun een zorg zijn of alle procedures wel op papier staan, als ze maar te maken krijgen met kundige en vriendelijke zorgverleners. De normen voor verantwoorde zorg zijn in dit opzicht een stap vooruit. Deze gaan niet over de organisatie, maar over relevante uitkomsten: zowel de medische kwaliteit als de kwaliteit van leven. De reacties van zorgverleners, eerder vermeld in ZorgVisie, zijn veelzeggend: “Eindelijk meten we dingen die er echt toe doen.”
2.3.4 Kwaliteitsbeleid.
De RIBW IJssel-Vecht vindt het belangrijk dat de cliënten een goede kwaliteit van leven
hebben. Daarom stelt zij hoge eisen aan haar begeleiding en zorg. De RIBW IJssel-Vecht
werkt volgens het kwaliteitskeurmerk HKZ4. Het keurmerk wil zeggen dat de RIBW IJssel-
Vecht haar werk zo heeft georganiseerd dat aan alle voorwaarden is voldaan om optimale
zorg te kunnen leveren. Het perspectief van de cliënt is daarbij altijd het vertrekpunt. Het
kwaliteitsbeleid van de RIBW IJssel-Vecht is gestoeld op het model van het Instituut
Nederlandse Kwaliteit (INK). Hierbij wordt telkens opnieuw bekeken of de dienstverlening op
peil is en of de afspraken nog voldoen aan de verwachtingen van in- en externe klanten.
De RIBW IJssel-Vecht wil vermaatschappelijking stimuleren door medewerkers en cliënten
steeds meer gebruik te laten maken van voorzieningen in de wijk. De RIBW IJssel-Vecht
zoekt meer samenwerking met maatschappelijke organisaties. Ook wil zij de ontwikkeling
van cliëntenparticipatie stimuleren.
2.3.5 Cliëntenraad.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht hebben inspraak via de Cliëntenraad. Dit is een
gelijkwaardige gesprekspartner voor de organisatie met directe invloed. Door deze
medezeggenschap behartigen de cliënten optimaal hun eigen belangen.
4
HKZ: Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector.
De RIBW IJssel-Vecht heeft een Centrale Cliëntenraad (CCR) en drie aparte cliëntenraden, te
weten:
–
Werk en Dagbesteding;
–
Wonen Zwolle;
–
Wonen Buitengebied.
De Centrale Cliëntenraad:
De Centrale Cliëntenraad (CCR) komt op voor de belangen van alle cliënten en vormt een
spreekbuis naar de Raad van Bestuur van de RIBW IJssel-Vecht. De CCR denkt mee en
adviseert, gevraagd en ongevraagd, bij ontwikkelingen en besluiten van de organisatie. De
leden van de CCR zijn cliënten en ex-cliënten van de RIBW IJssel-Vecht: mensen die zich
betrokken voelen bij de geestelijke gezondheidszorg.
De drie cliëntenraden:
De drie cliëntenraden overleggen met de managers van de desbetreffende afdelingen. De
raden geven adviezen over zaken die de directe woon- en leefomgeving van cliënten raken.
De cliëntenraden kijken naar onderwerpen als:
–
Kwaliteit van begeleiding;
–
Juiste, tijdige en duidelijke informatie aan cliënten;
–
Knelpunten in de begeleiding;
–
Visie op de begeleiding;
–
Betrokkenheid en inspraak.
2.4 Achtergrond van het probleem.
Binnen de RIBW IJssel-Vecht is de laatste tijd gesignaleerd dat cliënten in situaties terecht
zijn gekomen, die met eerder ingrijpen door de begeleiding voorkomen hadden kunnen
worden. Voorbeelden: versmeerde woonruimte en problematische schulden. Begeleiding
verantwoorde dit vanuit het principe van; respecteren van de keuze van de cliënt.Ik noem het gebrek aan opvoeding en verantwoording bij de client/consumentenslaaf
Het probleem doet zich voor op verschillende woonvormen van de organisatie, ook bij
cliënten die ambulante begeleiding ontvangen. Er is sprake van verwaarlozing, dreigende
huisuitzetting en dergelijke problemen.
Mogelijk heeft het zover kunnen komen doordat medewerkers te lang de
verantwoordelijkheid en de keus bij de cliënt hebben gelaten en een afwachtende houding
hebben aangenomen.
Er wordt gewerkt vanuit de wens van de cliënt, maar als de cliënt aangeeft geen
ondersteuning te behoeven op een bepaald gebied dan bestaat het gevaar dat men hier te
snel in mee gaat. Signalering op diverse leefgebieden vindt wel plaats, maar (passende) actie
hierop ontbreekt veelal.
Bovenstaande signalering riep bij ons enkele vragen op, zoals: hoe kan de begeleiding dit
laten gebeuren, waar gaat het mis, waarom wordt er niet (tijdig) ingegrepen en is dit
rehabilitatiegericht werken?
2.4.1 Onderzoeksrapporten.
Om de achtergrond van het probleem te onderzoeken zijn oude onderzoeksrapporten
geraadpleegd. Deze onderzoeken waren gericht op de cliënttevredenheid en op de kwaliteit
van de begeleiding.
Kwaliteitsonderzoek vanuit cliëntperspectief:
Na het bestuderen van het onderzoeksrapport “Samen recht van spreken”5 vielen
onderstaande punten op die relevant zijn voor het onderzoek:
–
Begeleidingsplannen moeten actueel zijn.
–
Begeleidingsplan aanpassen aan de behoefte van de cliënt.
–
Duidelijkheid in evaluatie over de bereikte resultaten en over de punten waaraan
gewerkt moet worden.
–
Nakomen van afspraken door de begeleiding.
–
Cliënten willen graag meer contacten in de buurt.
–
Een actievere houding om cliënten makkelijker in contact te laten komen met
buurtgenoten.
Cliënttevredenheidonderzoek:
Na het bestuderen van het onderzoeksrapport “Cliëntenthermometer”6 vielen onderstaande
punten op die relevant zijn voor ons onderzoek:
–
Begeleiding moet fouten kunnen erkennen.
–
Nakomen van afspraken door de begeleiding.
–
Betere communicatie tussen begeleiding en cliënten.
–
Teveel wisselende begeleiders.
–
Problemen open en eerlijk bespreken.
–
Financiën en dagbesteding hebben meer aandacht nodig.
Bovenstaande punten hebben aandacht gekregen in de interviews die zijn afgenomen met
cliënten van de RIBW IJssel-Vecht en met haar Cliëntenraad.
5
Bron: ARGO. (oktober 2006). Samen recht van spreken. Kwaliteitsonderzoek vanuit cliëntperspectief bij RIBW
Zwolle e.o.
6
Bron: TRIQS. (december 2008). Cliëntenthermometer. Cliënttevredenheidonderzoek totaal RIBW Zwolle.
2.5 Definities.
2.5.1 Volwaardig burgerschap.
Onder volwaardig wordt verstaan ‘waaraan niets ontbreekt’. Onder burgerschap wordt
verstaan ‘staat van burger’.
Wentink en Oudenampsen (2006, p.9-10)7 stellen dat het begrip ‘volwaardig burgerschap’
het volgende inhoudt:
“Burgerschap gaat vooral over de rechten en plichten van burgers. Burgers worden
aangesproken op eigen verantwoordelijkheid voor zorg en welzijn. De overheid en
maatschappelijke ondernemers moeten de burger de ruimte bieden om deze
verantwoordelijkheid waar te maken en hem daarin zo nodig ondersteunen. In het
begrip volwaardig burgerschap ligt de nadruk vooral op het voorkomen van
achterstelling van mensen met een beperking. Mensen met een beperking dienen op
dezelfde manier toegang te hebben tot voorzieningen waar ook andere burgers
gebruik van kunnen maken. Het betekent feitelijk gelijke kansen en mogelijkheden om
aan de samenleving deel te nemen en een bijdrage te leveren op basis van eigen
voorkeuren en mogelijkheden”.
“Een persoon is een volwaardig burger als hij geniet van een aantal mensenrechten. Hij
maakt deel uit van een samenleving en maakt aanspraak op fundamentele aspecten van het
leven zoals zelfbeschikking, autonomie, recht op evenwaardige en evenredige participatie,
recht op zekerheid en stabiliteit, gelijke rechten en recht op een persoonlijkheid”.8
De RIBW IJssel-Vecht vindt het van belang dat haar cliënten een prettige leefsituatie hebben,
volwaardig kunnen participeren in de samenleving en voldoende sociale contacten hebben.
Hierbij ziet de RIBW IJssel-Vecht de mens als individu met verschillende mogelijkheden en
beperkingen om te komen tot een zinvol bestaan.
Psychiatrische problematieken kunnen beperkingen opleveren in het streven naar een zinvol
bestaan, maar kunnen ook nieuwe uitdagingen en mogelijkheden bieden.
De RIBW IJssel-Vecht beschouwt haar cliënten als medeburgers en gaat hierbij uit van de
mogelijkheden van haar cliënten en niet van hun beperkingen. Voor de RIBW IJssel-Vecht
houdt volwaardig burgerschap in dat haar cliënten in staat worden gesteld zelfstandig te
wonen en te werken en dat zij net als mensen die geen beperkingen hebben datgene
kunnen doen wat zij willen.
7
Bron: Wentink, M. en Oudenampsen, D. (augustus 2006). Heumen: Sturen op volwaardig burgerschap.
http://www.verwey-jonker.nl/doc/participatie/D7173558rapportage_def.pdf. Geraadpleegd op 15-05-2009.De maakbare samenleving volgens PvdA Zwolle principes in samenwerking met de zwaar gesubsidieerde manipulator Joop van Ommen oftewel de verboden inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van burgers.
8
Bron:
http://www.gripvzw.be/data/dossiers/5_inleidende%20nota%20%20recht%20op%20ondersteuning.pdf.
2.5.2 Gelijkwaardigheid.
“Elk individu is verschillend in de vorm van verschillende kwaliteiten, verplichtingen,
geestelijke capaciteiten, talenten, kansen. Hoe kunnen mensen dan gelijkwaardig aan elkaar
zijn? Gelijkwaardigheid heeft betrekking op gelijke rechten. Het belangrijkste punt van
gelijkwaardigheid echter is niet gelijke rechten, maar gelijke waarden. Gelijkwaardigheid
houdt in dat ieder individu van gelijke waarde is”9.
2.5.3 Begeleidingsbehoeften.
Om een heldere definitie te geven van ‘begeleidingsbehoefte’ wordt eerst weergegeven wat
er wordt verstaan onder ‘begeleiding’ en wat er wordt verstaan onder ‘behoefte’.
Begeleiding:
Wat is begeleiding nu eigenlijk? Volgens van Dale is begeleiden: “op weg vergezellen;
escorteren; met raad en daad bijstaan; coachen; ondersteunen bij opleiding of studie; met
een tweede partij harmonisch ondersteunen”.
In dit onderzoek wordt er van uitgegaan dat begeleiding een proces is waarin een traject
wordt samengesteld dat optimaal aansluit bij de wensen en behoeften, de mogelijkheden en
de beperkingen van de cliënt.
De kern van begeleiding is het proces dat door de RIBW IJssel-Vecht in gang wordt gezet en
wordt bewaakt en waarmee de kwaliteit van de zorg wordt gegarandeerd.
Behoefte:
Volgens van Dale is behoefte: “gebrek aan; verlangen naar hetgeen men mist; zaak die men
nodig heeft; eigen onderhoud; naar de wc gaan”.
Het begrip behoefte is lastig op een eenduidige manier te omschrijven. Behoefte is het beste
te definiëren als een verschil tussen wat men nodig heeft en wat men heeft. In dit onderzoek
is behoefte omschreven als een verlangen naar hetgeen men mist.
2.5.4 Rehabilitatie.
Voor een goed begrip volgen eerst de definities van rehabilitatie en herstel10:
Rehabilitatie is een zorgaanbod (1) dat uitdrukking is van een maatschappelijke beweging
(2). Er zijn veel verschillende partijen bij betrokken (3).
9
Bron:
http://www.stichtingencouraging.nl/cms/FCKeditor/cstmFiles/wwwstichtingencouragingnl/Het_verwezenlijke
n_van_gelijkwaardigh_.pdf.
10
Bron: Dröes, J. & Lochy, R. (oktober 2006 en augustus 2007). Inhoudelijke leeswijzer bij het overzicht van
opleidingen Herstel en Rehabilitatie. http://www.kenniscentrumrehabilitatie.nl/leren/leren.htm. Geraadpleegd
op 25-02-2009.
(1) Psychiatrische rehabilitatie als zorgaanbod is:
“Alle hulp en dienstverlening die erop gericht is om mensen met langdurige of dreigend
langdurige zorgafhankelijkheid ten gevolge van psychiatrische aandoeningen in staat te
stellen zo volwaardig mogelijk in de samenleving te functioneren. Enerzijds onderscheidt
rehabilitatie zich van behandeling omdat ze zich richt op de gevolgen van stoornissen,
anderzijds is ze onlosmakelijk met behandeling verbonden omdat beiden voor een
volwaardig herstel van cliënten noodzakelijk zijn.”
(2) Rehabilitatie als maatschappelijke beweging is:
“Gericht op eerherstel en emancipatie. Ze hanteert als zodanig het uitgangspunt dat ook
mensen die door hun psychiatrische problematiek maatschappelijk (dreigen te)
marginaliseren, als volwaardige burgers in de samenleving participeren. ”
(3) “Bij psychiatrische rehabilitatie zijn cliënten, familieleden, hulpverleners,
zorgaanbieders en maatschappelijke voorzieningen betrokken.”
Herstel wordt omschreven als:
“Een zeer persoonlijk en uniek proces waarin iemands opvattingen, waarden, gevoelens,
doelen en rollen veranderen. Het leidt tot een leven met meer voldoening, waarin hoop een
plaats heeft en men kan geven en nemen ondanks beperkingen die veroorzaakt worden
door de aandoening. Herstel heeft te maken met het ontstaan van een nieuwe betekenis en
zin in het leven, terwijl men over de rampzalige gevolgen van een psychiatrische aandoening
heengroeit.”
Rehabilitatie11 gaat om de erkenning van de cliënt als persoon en het herstel van zijn
burgerschap. De rehabilitatiemethodiek kent drie stromingen, te weten het Systematisch
Rehabilitatiegericht Handelen (SRH), de Individuele Rehabilitatie Benadering (IRB) en de
Liberman modules. De RIBW IJssel-Vecht werkt vanuit het SRH. De gedachte achter de
rehabilitatiemethodiek is het centraal stellen van de cliënt.
Bennett (1978) definieert rehabilitatie als: “het proces waarbij een psychisch gehandicapt
persoon geholpen wordt om van zijn resterende vermogens zo goed mogelijk gebruik te
maken, zodat hij of zij op een optimaal niveau kan functioneren in een zo normaal mogelijk
kader”.
Anthony e.a. (1990) stellen dat het doel van psychiatrische rehabilitatie is: “om het
functioneren van personen met psychiatrische handicaps zodanig te verbeteren dat ze
succesvol en tot hun tevredenheid kunnen wonen, leren en werken in de milieus van hun
keuze met de minste mate van professionele hulp”.
11
Bron: Wilken, J.P. en Den Hollander, D. (2003). Psychosociale rehabilitatie een integrale benadering. (4 ,
ongewijzigde druk). Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP.
Wilken en Den Hollander (2003, p.23) beschouwen het begrip rehabilitatie als: “een
algemeen inhoudelijk referentiekader voor zorg- en dienstverlening aan mensen met
psychosociale beperkingen”.
Onze interpretatie op bovenstaande definities van rehabilitatie is dat rehabilitatie betekent
“eerherstel van burgerschap”.
2.5.5 Vraaggericht werken.
Vraaggericht werken kenmerkt zich door het grote belang dat wordt gehecht aan de eigen
verantwoordelijkheid van de cliënt in de probleembeschrijving en de besluitvorming. De
hulpverlener stelt zijn deskundigheid ten dienste. In samenspraak proberen de cliënt en de
hulpverlener tot overeenstemming te komen over wat het probleem is, wat de
hulpverleningsdoelen zijn en welke middelen gezocht worden12.
In de begeleiding van de RIBW IJssel-Vecht is het doel om aan te sluiten bij de individuele
vraag van de cliënt. Er wordt begeleiding en ondersteuning geboden om mensen terug te
laten keren in de samenleving. De vraaggestuurde begeleiding aan de cliënt vormt het
primaire proces: een proces dat de cliënt doorloopt vanaf het eerste contact met de RIBW
IJssel-Vecht tot en met de afsluiting van de begeleiding. De begeleiding wordt geboden op
basis van rehabilitatie en partnerschap.
Wat als de cliënt geen hulpvraag aangeeft? Er zijn cliënten die op bepaalde gebieden
(bijvoorbeeld zelfzorg of dagbesteding) geen zorgvraag hebben, maar waar wel sprake is van
een zorgbehoefte. Soms wordt de zorgbehoefte tijdig gesignaleerd, maar wordt er niet tot
actie overgegaan. Het centraal stellen van de wens van de cliënt is een goed uitgangspunt,
maar tot op welke hoogte kan en wil je hier als hulpverlener is meegaan?
Volgens ons is vraaggericht werken de wens van de cliënt als uitgangspunt nemen, maar
hierbij rekening houden met de algemeen gewaardeerde normen van de maatschappij.
2.6 Literatuuronderzoek.
In deze paragraaf volgt een korte schets van de literatuur die is geraadpleegd en welke
relevant is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. De belangrijkste bevindingen
vanuit het literatuuronderzoek zijn samengevat.
Er is gekozen voor het bestuderen van ontwikkelingspsychologie om na te gaan hoe mensen
hun zelfbeeld ontwikkelen en hoe zij hun zelfwaarde bepalen. Wat hebben mensen aan
stimulans nodig om te kunnen functioneren als volwaardig burger in de maatschappij?
Om te achterhalen wat de begeleidingsbehoeften van de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht
zijn, is het van belang om de algemene behoeften van de mens te bestuderen.
12
Bron: http://www.nji.nl/publicaties/jeugdzorg/2003-yperen-vraag.pdf. Geraadpleegd op 02-05-2009.
De RIBW IJssel-Vecht werkt vanuit het Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH). Om
te kunnen concluderen of het SRH de best passende rehabilitatiemethodiek is, zijn de
diverse rehabilitatiestromingen bestudeerd.
2.6.1 Ontwikkelingspsychologie.
Om te begrijpen wie een persoon is en waarom hij de dingen doet die hij doet, moeten we
iets te weten komen over diens voorgeschiedenis. Is de persoon zijn leven met bagage
begonnen en wat voor invloed hebben gebeurtenissen tijdens zijn leven gehad? Het gaat om
een aaneenschakeling van het ontwikkelingsproces13.
‘Ontwikkelen’ kan getypeerd worden als het doorlopen van een reeks omstandigheden. Van
sommige reeksen zijn het begin- en eindpunt bekend, daarvan wordt de ontwikkeling als
voltooid beschouwd. Van andere ontwikkelingen, die nog in volle gang zijn, is het eindpunt
onbekend.
Verandering en progressie zijn twee essentiële kenmerken van ontwikkeling. Rijping
impliceert verandering en progressie op twee niveaus: van klein naar groot (groei) en van
eenvoudig naar complex (differentiatie). Leren verwijst naar het verwerven van kennis en
vaardigheden op basis van ervaring. Ontwikkeling wordt opgevat als een reeks progressieve
veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie en functioneren leiden.
Een terugkerende kwestie binnen de ontwikkelingspsychologie is de vraag of gedrag en
ontwikkeling door aangeboren, biologische factoren bepaald worden of door omgevings- en
ervaringsfactoren. Deze controverse wordt meestal nature-nurture-vraag genoemd.
Bij discontinuïteit zal een bepaalde ontwikkeling altijd gekoppeld worden aan een specifieke
leeftijdsfase. Vat men ontwikkeling echter op als een continu proces, dan gelden de
verklaringsprincipes voor alle leeftijdsgroepen.
Het cognitieve ontwikkelingsmodel:
Het belangrijkste uitgangspunt van de cognitieve ontwikkelingstheorieën is dat het gedrag
van kinderen een weerspiegeling is van hun denk- en kennisniveau.
Jean Piaget (1896-1980) is de grondlegger van het cognitieve ontwikkelingsmodel. Piaget
beschouwde intelligentie als een levensfunctie die het organisme in staat stelt zich aan de
eisen van de omgeving aan te passen. Hij richt zich voornamelijk op de aspecten functie en
structuur van de intelligentie. De bouwstenen van de intelligentie noemt Piaget schema’s.
Een schema is een flexibel actie- of gedachtepatroon dat bedoeld is om vat te krijgen op een
ervaring. Zijn uitgangspunt is dat ‘denken’ begint met ‘doen’.
Een eerste functie van de intelligentie is het organiseren van de beschikbare schema’s in
samenhangende, complexere systemen of kennisgebieden. De tweede functie van de
13
Bron: Van Beemen, L. (2001). Ontwikkelingspsychologie. (2 druk). Groningen: Wolters-Noordhoff.
e
intelligentie is de aanpassing aan de omgeving. Deze aanpassing komt via twee
complementaire processen tot stand: assimilatie en accommodatie.
Assimilatie is het proces waarin nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd op basis van
bestaande schema’s. Accommodatie is het proces waarin onder invloed van nieuwe
ervaringen onze schema’s worden veranderd. Aanpassing heeft als doel een staat van
evenwicht te handhaven of te herstellen.
De informatieverwerkingstheorie:
In de informatieverwerkingstheorie wordt er van uitgegaan dat denkprocessen zich
voornamelijk laten beschrijven in termen van informatieverwerking. Informatieverwerking
verloopt volgens drie onderscheiden processen: opnemen, opslaan en terugzoeken.
Binnenkomende informatie passeert verschillende stations en ondergaat daar uiteenlopende
bewerkingen. Het eerste station wordt het sensorisch register genoemd. Hierin worden voor
zeer korte tijd alle indrukken opgevangen. Het tweede station is het kortetermijngeheugen.
Hierin kan slechts voor korte tijd een beperkte hoeveelheid informatie opgenomen worden.
Om te voorkomen dat de al of niet verwerkte informatie verloren gaat, wordt deze
opgeslagen in het langetermijngeheugen.
De leertheorie:
De kern van de leertheorie is het uitgangspunt dat het merendeel van het menselijk gedrag
aangeleerd is. Het woord ‘leren’ wordt over het algemeen geassocieerd met het aanleren
van kennis en vaardigheden. Het behaviorisme definieert leren veel ruimer: een relatief
blijvende gedragsverandering als gevolg van opgedane ervaring.
Sociale ontwikkeling:
In de loop van hun ontwikkeling leren kinderen talloze zaken over de wereld om zich heen
kennen, maar ze verwerven ook in toenemende mate inzicht in zichzelf. ‘Wie ben ik’, ‘wat
kan ik’ en ‘hoe waardeer ik mezelf’ zijn essentiële vragen waarop het antwoord van grote
invloed kan zijn op iemands gedrag.
Zelfwaardering en prestatiemotivatie:
Onder zelfwaardering wordt verstaan de wijze waarop het individu zichzelf beoordeeld. De
psychoanalyticus Robert White stelt dat elk kind bij de geboorte van nature gemotiveerd is
om greep te krijgen op zijn omgeving. Er bestaan enorme individuele verschillen als het om
de wil tot presteren gaat. Susan Harter werkte de ideeën van White verder uit. Zij
onderscheidt een intrinsieke en een extrinsieke prikkel tot presteren.
De intrinsieke motivatie berust op de individuele behoefte te excelleren en het behaalde
succes is voldoende beloning om zich allerlei inspanningen te getroosten. De extrinsieke
motivatie berust op beloningen van buitenaf. Het maakt voor de taakuitvoering natuurlijk
heel wat uit of men intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd is. Te denken valt aan het
streefniveau, aan de kwaliteit van de prestatie die men van zichzelf eist.
Welke factoren zijn van invloed op de prestatiemotivatie van kinderen? Uit onderzoek is
gebleken dat een veilige gehechtheid een van de beste voorspellers van intrinsieke motivatie
is. Daarnaast lijkt een stimulerende omgeving een rol te spelen. Daarnaast is het een
voorwaarde dat het kind ook de gelegenheid krijgt en gestimuleerd wordt om op
uitdagingen die de omgeving biedt in te gaan.
Prestatiemotivatie kan een voorwaarde zijn om met succes een gesteld doel te
verwezenlijken, omgekeerd is succes een voorwaarde om de motivatie in stand te houden.
Voor elk kind geldt dat door succes de zelfwaardering stijgt en het zelfvertrouwen toeneemt.
Zelfvertrouwen verwijst naar de positieve verwachting van het individu dat het taken tot een
goed einde zal brengen.
Oorzaken van succes of falen kan men bij zichzelf zoeken of in de omstandigheden. In zijn
algemeenheid wordt het zelfvertrouwen het meest bevorderd door succes toe te schrijven
aan interne, stabiele factoren en falen toe te schrijven aan interne, beheersbare factoren.
2.6.2 Behoeften.
Behoeften zijn het beste te definiëren als een verschil tussen wat men nodig heeft en wat
men heeft. De mens heeft een oneindig aantal behoeften, welke als volgt in te delen zijn:
Primaire behoeften;
Secundaire behoeften;
Tertiaire behoeften.
De behoeftepiramide van Maslow:
Maslow is beroemd geworden met zijn theorie over de hiërarchie van menselijke motivaties.
Met zijn theorie over motivatie stelde Maslow het doelgerichte gedrag van mensen centraal.
In zijn model ging hij ervan uit dat motivaties hiërarchisch geordend zijn. De ‘laagste’ moeten
eerst gerealiseerd zijn voordat de ‘hogere’ verschijnen14.
Maslow ordent de behoeften in een hiërarchie15:
1. Onder lichamelijke behoeften wordt verstaan de primaire levensbehoeften. Deze
behoeften zijn het meest elementair.
14
Bron: Rigter, J. (2005). Het palet van de psychologie. (3 druk, vijfde oplage). Bussum: Uitgeverij Coutinho.
e
Bron: Wijsman, E. (1996). Psychologie & Sociologie. (2 herziene druk). Groningen: Wolters-Noordhoff.
15
e
2. Onder behoefte aan veiligheid en zekerheid wordt verstaan de behoefte aan
zekerheid, veiligheid en bescherming.
3. Behoefte aan sociaal contact zijn behoeften aan liefde en contact met andere
mensen.
4. Onder behoefte aan waardering en erkenning worden de behoeften verstaan van het
belang hechten aan status in sociaal verband.
5. Zelfontplooiing is de behoefte om persoonlijkheid en mentale groei te ontwikkelen.
Behoeften zijn niet concreet, niet vervangbaar door andere behoeften en vaak onbewust.
Een behoefte is steeds een nieuwe situatie die gerealiseerd zou moeten worden.
2.6.3 Rehabilitatie.
Rehabilitatie16 is een hulpverleningsmethodiek, een benadering om de zorg te
vermaatschappelijken. De cliënt wordt in staat gesteld om zoveel mogelijk in de
maatschappij de door hem/ haar gewenste sociale rollen te vervullen. Een respectvolle,
gelijkwaardige benadering en het centraal stellen van de cliënt dienen het uitgangspunt van
de zorg te zijn. Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de sterke kanten van de cliënt.
Een belangrijk uitgangspunt is dat het persoonlijke leven van de cliënt centraal staat. Het
gaat om diens geschiedenis, diens heden, diens tijd en ruimte en diens toekomst.
Rehabilitatie is afgestemd op de wensen, de mogelijkheden, de beperkingen en de
kwetsbaarheid van de cliënt. Daadwerkelijk de cliënt centraal stellen betekent dat ook de
waarden van de cliënt als uitgangspunt genomen worden.
Rehabilitatie is gericht op het ondersteunen van cliënten bij hun eigen herstelproces. In het
herstelproces is iemand bezig te herstellen van de aandoening of te leren er zo goed
mogelijk mee om te gaan. Herstel heeft twee aspecten; persoonlijk herstel en
maatschappelijk herstel. De functie van maatschappelijk herstel is het (weer) vervullen van
sociale rollen en reïntegratie in het arbeidsproces of andere activiteiten. Het concept van
maatschappelijke participatie en burgerschap speelt hierbij een belangrijke rol.
Het doel van rehabilitatie is om cliënten naar eigen tevredenheid in de maatschappij te laten
functioneren.
Verschillende stromingen binnen de rehabilitatiemethodiek:
In Amerika, Engeland, Italië, Duitsland en Nederland zijn verschillende
rehabilitatiemethoden ontstaan. Gezamenlijke uitgangspunten zijn17:
Behandeling bij ernstig psychisch lijden moet worden aangevuld met rehabilitatie.
Rehabilitatie is een aanvulling, geen vervanging voor behandeling.
16
Bron: Wilken, J.P. en Den Hollander, D. (2003). Psychosociale rehabilitatie een integrale benadering. (4 ,
ongewijzigde druk). Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP.
17
Bron: Kenniscentrum Rehabilitatie. http://www.kenniscentrumrehabilitatie.nl/rehabilitatie/rehabilitatie.htm.
Geraadpleegd op 25-02-2009.
Rehabilitatie richt zich op veranderingen die nodig zijn om maatschappelijke rollen te
vervullen.
De cliënt bepaalt wat er gaat gebeuren.
De nadruk ligt op wat mogelijk is, niet op beperkingen.
Rehabilitatie sluit aan bij het dagelijkse leven van de cliënt.
Binnen de rehabilitatie zijn er drie verschillende stromingen te herkennen:
1. Systematisch rehabilitatiegericht handelen.
2. Individuele rehabilitatiebenadering.
3. Liberman modules
1. Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH):
Het Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH) is een methodiek die hulpverleners
voorziet van handvatten om cliënten te ondersteunen in hun herstel- en
ontwikkelingsproces en omgevingen te creëren die steunend zijn. Er wordt rekening
gehouden met de beperkingen van de cliënten en er worden mogelijkheden geboden voor
het gebruiken en ontwikkelen van competenties.
De SRH heeft verschillende vertrekpunten18:
–
De wens van de cliënt om zijn kwaliteit van leven te verbeteren of te handhaven.
–
De steun die de cliënt nodig heeft van de omgeving en/ of van professionals om
deze wens te realiseren.
–
Het gebruiken en versterken van krachten en mogelijkheden.
–
Het leren omgaan met psychosociale kwetsbaarheid en het verminderen hiervan.
–
Een samenwerkingsrelatie tussen cliënt, professional en sociaal netwerk.
Het doel van de SRH is het begeleiden van de cliënt om zijn levenskwaliteit en
zelfredzaamheid te verbeteren. Belangrijk is dat de cliënt zowel op persoonlijk als op
maatschappelijk gebied functioneert naar zijn eigen tevredenheid. SRH richt zich niet enkel
op de cliënt, maar ook op diens omgeving.
De hulpverlener neemt de eigen ervaringen van de cliënt als vertrekpunt en richt zich op het
activeren van de eigen kracht van de cliënt. De begeleiding is vraaggestuurd en de wensen
en behoeften van de cliënt staan hierin centraal. Gelijkwaardigheid en samenwerking tussen
de cliënt en de hulpverlener zijn belangrijke uitgangspunten.
Binnen de RIBW IJssel-Vecht wordt gewerkt met de SRH-methodiek.
2. Individuele Rehabilitatiebenadering (IRB):
De Individuele Rehabilitatiebenadering19 heeft tot doel cliënten te begeleiden en te
ondersteunen bij het nastreven van zelf gekozen doelen in zelf gekozen omgevingen.
18
Bron: http://lczorg.rinogroep.nl/?pageID=87. Geraadpleegd op 11-03-2009.
Bron: http://www.rehabilitatie92.nl/drieframes.html. Geraadpleegd op 14-03-2009.
19
Hierdoor kunnen mensen met psychiatrische beperkingen geholpen worden om beter te
functioneren, zodat ze naar tevredenheid kunnen leven in de omgeving van hun keuze met
zo min mogelijk professionele hulp. Hiervoor leren cliënten gebruik te maken van hun
vaardigheden en leren zij om een netwerk op te bouwen dat zij nodig hebben.
De IRB techniek is gericht op het helpen verkennen, kiezen, verkrijgen en behouden van
persoonlijke doelen van de cliënten.
3. Liberman Modules:
De Liberman modules zijn vaardigheidstrainingen gericht op het vergroten van kennis en
vaardigheden. De modules bieden cliënten de mogelijkheid op een systematische manier
vaardigheden op verschillende gebieden te leren. Naast het aanleren van nieuwe
vaardigheden is er ook sprake van het vergroten van bestaande vaardigheden, om de
cliënten in staat te stellen hun zelfstandigheid te vergroten. De modules worden in
groepsverband aangeboden en richten zich zowel op cliënten met langdurige aandoeningen
als op cliënten die herstellen van een eerste psychotische periode.
Rehabilitatie richt zich in elk geval op het dagelijks functioneren van cliënten op de gebieden
van wonen, werken en welzijn.
Actieve rol van de cliënt:
Een cliënt heeft een actieve rol in zijn of haar rehabilitatie, anders is er geen
rehabilitatieproces. De laatste jaren heeft de actieve rol van cliënten veel meer gezicht
gekregen doordat empowerment, herstel en ervaringsdeskundigheid centrale begrippen zijn
geworden.
Empowerment:
Rehabilitatie is zowel als sociale beweging als in de toepassing van methodieken, gericht op
de versterking van de autonomie en zeggenschap van de cliënt. Het gaat erom de cliënt te
helpen zo sterk mogelijk te worden. Psychiatrische stoornissen en hun gevolgen hebben een
vernietigend effect op de autonomie en het gevoel van eigenwaarde van cliënten.
Rehabilitatie bevordert empowerment door mensen weer stuur over hun eigen leven en
leren te geven.
Herstel:
Bij rehabilitatie gaat het zowel om persoonlijk herstel als om maatschappelijk herstel.
Persoonlijk herstel is het proces van vallen en opstaan dat iemand meemaakt wanneer hij de
gevolgen van een ernstige ziekte te boven komt. Maatschappelijk herstel gaat over het
participeren als burger in de samenleving, met dezelfde rechten en plichten als anderen.
Ervaringsdeskundigheid:
Ervaringsdeskundigheid plaatst cliënten (of ex-cliënten) in een positie waarin vooroordelen
en stigmatisering worden vervangen door echte waardering en een salaris.
Toepassing rehabilitatie:
De rehabilitatiemethodiek wordt voornamelijk toegepast bij chronisch psychiatrische
cliënten. Het eerste contact is een belangrijk element in het rehabilitatieproces. Het is
belangrijk dat de wensen en behoeften van de cliënt op de voorgrond staan.
Psychiatrische diagnose:
De diagnose is niet het uitgangspunt in het rehabilitatieproces. Het proces richt zich op het
individu en diens begeleidingsbehoefte en houdt daarbij rekening met het ziektebeeld van
de cliënt. Het is belangrijk om geen directe focus te leggen op het ziektebeeld, maar de cliënt
als een volwaardig mens te beschouwen.
Rehabilitatieproces:
Indien het leven van de cliënt grotendeels in beslag genomen wordt door
ziekteverschijnselen, is dit een ernstige bedreiging van de levenskwaliteit. Dit kan de cliënt
immers belemmeren toe te komen aan het vervullen van primaire levensbehoeften en
sociale rollen.
De cliënt moet in principe in staat gesteld worden te kiezen waar hij of zij wil wonen,
werken, leren en recreëren. Het is vanwege de aard van de beperkingen niet altijd mogelijk
of gemakkelijk de cliënt zelf te laten kiezen. Maar in het kader van het rehabilitatieproces20
kan de cliënt ook geholpen worden realistische keuzes te maken.
Overeenkomsten en verschillen:
Rehabilitatie kan worden ingevuld op individueel niveau, op het niveau van het milieu
waarin het individu functioneert en op maatschappelijk niveau. Voor deze verschillende
niveaus worden verschillende methodieken gebruikt. Specifiek gericht op het individuele
niveau zijn bijvoorbeeld de Individuele Rehabilitatiebenadering, de Liberman modules en de
Presentiebenadering. Voorbeeld van een methodiek die zich richt op de verbetering van de
rehabiliterende kwaliteiten van het milieu is de milieurehabilitatie. Op systeemniveau
worden methodieken van Maatschappelijke Steunsystemen en kwartiermaken gebruikt.
Het kwetsbaarheidstress model laat zich ook lezen als een draagkracht- draaglastmodel.
Ieder mens streeft naar een situatie waarbij de draaglast de draagkracht niet overschrijdt. Er
moet minimaal sprake zijn van een stabiele (evenwichtige)toestand wil er van gezond
functioneren sprake zijn. Tegenover het begrip ‘stress’ wordt het begrip ‘steun’ geplaatst.
Tegenover ‘kwetsbaarheid’ zet men ‘kracht’. Het één houdt het ander in evenwicht. Steun en
stress zijn externe factoren, kwetsbaarheid en kracht individuele factoren.
Een cliënt kan wensen en behoeften hebben op een bepaald gebied. Wensen of behoeften
kunnen te maken hebben met kwaliteit van leven, met kwetsbaarheid en met de kwaliteit
van de omgeving. Een aanknopingspunt voor de hulpverlener is dat er zorgvragen of
zorgbehoeften aanwezig zijn. Een zorgvraag impliceert een zorgbehoefte.
20
Bron: Wilken, J.P. en Den Hollander, D. (2003). Psychosociale rehabilitatie een integrale benadering. (4 ,
ongewijzigde druk). Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP.
Het verschil tussen een vraag en een behoefte is dat de vraag vanuit de cliënt zelf gesteld
wordt en een behoefte ook door anderen vastgesteld kan worden.
Om een analysefase zo efficiënt mogelijk te laten verlopen wordt allereerst gezocht naar een
sturingsprincipe: een wens gericht op ontwikkeling of ontplooiing, een zorgbehoefte
samenhangende met psychosociale kwetsbaarheid, of een behoefte samenhangende met de
kwaliteit van de omgeving.
Door te werken vanuit de rehabilitatiebenadering wordt er daadwerkelijk moeite gedaan om
de directe omgeving van de cliënten en de maatschappij te beïnvloeden. De cliënten staan
centraal, de dienstverlening is geïnspireerd door het aangaan van partnerschap om de
cliënten te begeleiden bij het omgaan met hun psychiatrische of psychosociale problemen.
Rehabilitatiegerichte zorg houdt vaak een directe betrokkenheid in bij het ‘gewone’ dagelijks
leven. Om aan te vullen waar emotionele, sociale en praktische vaardigheden tekort
schieten en begeleiding te bieden bij gewone en bijzondere levensstress. Normalisatie heeft
niet alleen betrekking op de normalisatie van de leefomgeving maar ook op de verhouding
tussen hulpverlener en cliënt. “Zo normaal mogelijk!”
Rehabilitatie is geen eenmalige activiteit. Het is een dynamisch, continu proces. Dit proces
speelt zich af in drie dimensies: de relatiedimensie, de handelings- of activiteitendimensie en
de tijdsdimensie. In de relatiedimensie gaat het om de relaties tussen de cliënt en zijn
omgeving. Vanuit de hulpverlening is een goede relatie met de cliënt essentieel voor het
ontwikkelen van activiteiten in de handelingsdimensie. Vanuit een integrale benadering
proberen de cliënt te begrijpen in zijn tijdsperspectief. Het proces in drie dimensies heeft tot
doel om de cliënt te helpen een zo groot mogelijke autonomie in relatie tot zichzelf en tot
anderen te bereiken.
Eén punt staat centraal; het eerherstel van de mens met een psychiatrische aandoening. Het
uitgangspunt van de verschillende rehabilitatiestromingen is dat mensen met een
psychiatrische aandoening nooit ophouden volwaardig mens te zijn. De visie is dat mensen
de regie over hun eigen leven weer terug krijgen en behouden.
Hoofdstuk 3: Methoden van onderzoek.
3.1 Opzet en uitvoering van het onderzoek.
RIBW IJssel-Vecht is een grote organisatie en haar doelgroep is breed en variabel. De RIBW
IJssel-Vecht biedt begeleiding op het gebied van wonen, werken en welzijn. Er is voor
gekozen om het onderzoek uit te voeren op het gebied van beschermd wonen om het
onderzoek concreet en duidelijk gekaderd te houden. De focus ligt op het gebied van wonen
binnen de RIBW IJssel-Vecht, vestiging Zwolle. Hier is voor gekozen omdat uitvoeren van het
onderzoek voor de gehele RIBW IJssel-Vecht niet haalbaar is binnen het gegeven tijdbestek.
Het onderzoek concentreert zich op de behoeften van de cliënten. De behoeften van de
medewerkers zijn niet onderzocht, wel zijn reacties van medewerkers op het onderzoek
meegenomen in de conclusie. Voor het onderzoek was de mening van de Cliëntenraad ook
van belang zijn, vandaar dat zij ook zijn geïnterviewd.
Om de RIBW IJssel-Vecht te kunnen laten inspelen op de wensen en de behoeften van haar
cliënten, kan niet enkel afgegaan worden op algemene geluiden, maar moet onder de
cliënten worden nagegaan waar ze behoefte aan hebben en waarom. Met behulp van de
informatie die daaruit verkregen is kan de RIBW IJssel-Vecht haar aanbod afstemmen op de
behoefte van haar doelgroep en vraaggericht werken.
3.2 Behoeftenonderzoek.
Om te onderzoeken wat de begeleidingsbehoefte van de cliënten is (gericht op het als
volwaardig burger functioneren in de maatschappij), is het uitvoeren van een
behoeftenonderzoek een geschikt instrument. Hierbij is het belangrijk dat er in de
organisatie draagvlak is voor het verrichten van het onderzoek, zodat er resultaten verkregen
worden waar de organisatie wat mee kan.
Er is gekozen voor het uitvoeren van een behoeftenonderzoek, omdat we duidelijk wilden
krijgen hoe de huidige situatie is en wat de gewenste situatie zou zijn. De huidige situatie is
onderzocht middels het uitvoeren van interviews onder de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht
en een interview met haar Cliëntenraad. Aan de hand van de uitkomsten is bekeken op welk
gebied de wensen en behoeften van haar cliënten liggen en hoe de tevredenheid hierover is.
Aan de hand van de analyse van de uitkomsten zijn aanbevelingen gedaan over de gewenste
situatie met betrekking tot de begeleidingsbehoefte van de cliënten – gericht op het
functioneren als volwaardig burger in de maatschappij.
“Essentieel bij behoeftenonderzoek is het inventariseren en bepalen van het verschil tussen
een bestaande en een gewenste situatie, de kloof tussen ‘wat is’ en ‘wat zou moeten zijn’,
het verschil tussen huidige en toekomstige (gewenste) situatie, processen, gedragingen en
resultaten”21.
Er bestaan verschillende soorten behoeften, hierin kan onderscheid gemaakt worden tussen
objectieve en subjectieve behoeften. Dit onderzoek richt zich op de subjectieve behoeften,
omdat de behoeften gekleurd zijn door de persoon. Er wordt namelijk gevraagd naar de
persoonlijke mening, waarbij de eigen beleving van de persoon een rol speelt.
3.3 Populatie en steekproef.
Om de resultaten te kunnen generaliseren moet de steekproef representatief zijn. Dit wil
zeggen dat de eenheden in deze steekproef wat betreft een aantal kenmerken gelijk zijn aan
de populatie. De steekproef moet willekeurig zijn. Dat betekent dat elke eenheid eventueel
kans moet hebben om tot steekproef te behoren22.
Het onderzoek concentreert zich op het in kaart brengen van de behoeften van de cliënten
van de RIBW IJssel-Vecht (beschermende woonvormen te Zwolle), gericht op het
functioneren als volwaardig burger in de maatschappij. Er is gekozen voor het interviewen
van twee cliënten per vestiging. De cliënten zijn niet door onszelf uitgekozen, de keuze
hiervan is aan de desbetreffende teams overgelaten. Op deze manier hebben wij ervoor
gezorgd dat we de interviews niet konden beïnvloeden.
3.4 Dataverzamelingsmethoden.
3.4.1 Typen onderzoek.
Het onderzoek richt zich op de begeleidingsbehoefte van de cliënten binnen de RIBW IJssel-
Vecht, vestiging Zwolle. De onderzoeksopzet die is gebruikt, is het kwalitatieve beschrijvende
onderzoek.
Kwalitatief onderzoek:
Bij kwalitatieve onderzoeksmethoden – zoals observeren en open interviews – staat de
beleving van de onderzochte centraal. In de centrale vraagstelling wordt gevraagd naar hoe
personen een situatie beleven, naar hun achterliggende argumenten en motieven. Ook voor
literatuuronderzoek en inhoudanalyse wordt bij kwalitatieve methode geen cijfermatige
informatie verzameld, maar informatie in de vorm van teksten. De betekenis van de
geschreven teksten is belangrijk23.
21
Bron: Migchelbrink, F. (2001). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. (6 druk). Amsterdam: B.V.
Uitgeverij SWP.
22
e
Bron: Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. (2 geheel
herziene druk). Groningen: Stenfert Kroese.
23
e
Bron: Baarda, D.B. & De Goede, M.P.M. (2001). Basisboek methoden en technieken. (3 , geheel herziende
druk). Groningen: Stenfert Kroese.
e
In dit kwalitatieve onderzoek staan de beleving en de mening van de cliënten binnen de
RIBW IJssel-Vecht centraal. Het onderzoek gaat uit van de cliënten en van hoe zij de
begeleiding ervaren – gericht op het functioneren als volwaardig burger in de maatschappij.
Er is geprobeerd om ook de achterliggende gedachten van de cliënten te achterhalen, door
middel van het houden van open interviews.
Beschrijvend onderzoek:
De visie van de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht wordt beschreven. Hierbij gaat het om de
beschrijving en inventarisatie van de belevingen en ervaringen van de cliënten. Het gaat
erom hoe zij zelf de begeleiding binnen de RIBW IJssel-Vecht ervaren, wat ze zelf nodig
hebben in hun begeleiding.
Er is gebruik gemaakt van de zoeklichttheorie om verschijnselen te kunnen interpreteren en
verklaren. De zoeklichttheorie wordt hier gevormd door het begrip begeleidingsbehoefte of
de behoefte van de mens in het algemeen24.
3.4.2 Methoden van onderzoek.
Er is gebruik gemaakt van de casestudy methode. Casestudy was van belang omdat we een
diepgaand beeld van de begeleidingsbehoefte van de cliënten wilden schetsen. Hierbij
hebben we de alledaagse situatie van de cliënten intact laten. Het kenmerk van casestudy is
het gebruikmaken van verschillende dataverzamelingsmethoden. Voor dit onderzoek is
gebruik gemaakt van interviews en van bestaand materiaal (bijvoorbeeld
tevredenheidonderzoeken)25.
3.5 Uitvoering dataverzameling.
3.5.1 Interviews.
Er is een keus gemaakt tussen het houden van interviews of het gebruiken van enquêtes. Na
oriëntatie van wat de cliënten zelf willen en wat haalbaar is, kregen we het idee dat weinig
cliënten mee wilden werken aan het invullen van enquêtes. Eind 2008 is er een
tevredenheidonderzoek onder de cliënten uitgevoerd waarbij gebruik is gemaakt van
enquêtes. Het was aannemelijk te noemen dat er momenteel weinig respons zou komen op
enquêtes. Er is gekozen voor het uitvoeren van interviews.
Interviewen is een goede methode van dataverzameling wanneer je iets wilt weten over
attitudes, gevoelens, gedachten of kennis. Er is gekozen voor half gestructureerde open
interviews. De onderwerpen en belangrijkste vragen voor de interviews lagen vast, maar de
volgorde, formulering en antwoordmogelijkheden niet. Zo was er ruimte om flexibel in te
spelen op de informatie die de cliënten gaven en om waar nodig hierop door te vragen.
24
Bron: Baarda, D.B. & De Goede, M.P.M. (2001). Basisboek methoden en technieken. (3 geheel herziende
druk). Groningen: Stenfert Kroese.
25
e
Bron: Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek? (2 druk). Amsterdam: Uitgeverij Boom.
e
Aan de hand van open vragen en doorvragen op de antwoorden, konden de onderwerpen
worden uitgediept, kon er een goed beeld op de huidige en de gewenste situatie verkregen
worden en kon voldoende antwoord op de vragen mogelijk gemaakt worden26.
De beleving van de cliënten was een belangrijk uitgangspunt bij de interviews. Tijdens de
interviews waren wij flexibel en hebben we de cliënten de ruimte geven om hun verhaal te
doen.
De interviews zijn gehouden door middel van individuele gesprekken. Dit leverde de meest
betrouwbare informatie op, omdat er geen sprake was van onderlinge beïnvloeding bij de
cliënten. In individuele gesprekken is het volgens ons makkelijker voor de cliënten om over
bepaalde onderwerpen en gevoelens praten.
De RIBW IJssel-Vecht – vestiging Zwolle – heeft 6 beschermende woonvormen in Zwolle (BW
Jongeren, Tak van Poortvlietware, Muijdermanstraat, Oldeneelallee, Knopenmakerstraat en
De Herberg). Per woonvorm zijn twee cliënten geïnterviewd, op die manier kon er een beeld
verkregen worden over het wonen op de verschillende beschermende woonvormen.
De interviewvragen zijn onderverdeeld in vier thema’s, te weten:
–
participatie;
–
behoeften;
–
begeleiding;
–
organisatie.
De interviews zijn afgenomen in de eigen omgeving van de cliënten. Op deze manier was de
omgeving voor de cliënten vertrouwd en veilig. Aan de cliënten is duidelijk gemaakt dat de
interviews volledig anoniem verwerkt zouden worden. Dit betekent dat hun namen niet
vermeld zijn en dat de medewerkers van de desbetreffende woonvormen deze interviews
niet kunnen inzien. De interviews zijn op papier verwerkt, omdat de meeste cliënten het niet
prettig vonden als geluid- en/ of video-opnames gemaakt werden.
3.6 Betrouwbaarheid en validiteit.
Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te waarborgen is het belangrijk dat de
onderzoeksgegevens op een objectieve manier zijn verzameld en geïnterpreteerd.
Hieronder wordt aangegeven op welke manier we de betrouwbaarheid hebben willen
waarborgen27.
–
Voordat er begonnen is met het verzamelen van de gegevens zijn de begrippen
die in de interviews gebruikt zijn geoperationaliseerd. Hier is met elkaar over
gebrainstormd en gediscussieerd en er is overeenstemming en duidelijkheid
verkregen over wat in het onderzoek onder de begrippen verstaan wordt.
26
Bron: Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief Onderzoek. (2 geheel
herziene druk). Groningen: Stenfert Kroese.
27
e
Bron: Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek? (2 druk). Amsterdam: Uitgeverij Boom.
–
–
–
–
–
–
Voordat is begonnen met de interviews is nagedacht over de verwachtingen en
vooroordelen ten aanzien van dit onderwerp. Dit heeft gezorgd voor
bewustwording tijdens de interviews, waardoor een zo objectief mogelijke
houding aangenomen kon worden.
De interviews zijn uitgevoerd in de dagelijkse omstandigheden van de cliënten
om de geldigheid van het onderzoek te versterken.
Om de betrouwbaarheid van de interviews te verhogen zijn er open vragen
gesteld. Op die manier hadden de cliënten de ruimte om hun eigen verhaal te
vertellen en hun eigen behoeften aan te geven.
Zo nodig zijn er gesloten vragen gesteld om een antwoord te verduidelijken of om
samenvattend te controleren of het antwoord van de respondent goed begrepen
is.
Bij de verwerking van de gegevens is sommige informatie niet gebruikt, omdat
bepaalde dingen niet letterlijk door de respondent zijn verwoord, maar alleen
subjectief uit de context blijken. Dergelijke informatie is niet gebruikt voor de
beantwoording van de hoofd- en deelvragen, maar zijn wel meegenomen in de
aanbevelingen.
Om de externe validiteit te waarborgen is in het onderzoek gebruik gemaakt van
verschillende gegevensbronnen. Er is gebruik gemaakt van informatie van de
Cliëntenraad ten aanzien van de begeleidingsbehoeften van de cliënten en er is
gebruik gemaakt van eerder uitgevoerde, vergelijkbare onderzoeken.
3.7 Kwalitatieve analyse.
Voor de analyse van het onderzoek vormt de vraagstelling het uitgangspunt. Er is gebruik
gemaakt van de kwalitatieve analysemethode zoals beschreven staat in het boek ‘Analyseren
in kwalitatief onderzoek’ van Boeije28.
1. Informatie selecteren op relevantie:
Er is een inventarisatie gemaakt van de belangrijkste gevonden termen.
2. Segmenteren (opsplitsen fragmenten):
Verkregen materialen zijn verwerkt door het beschrijven van de definities
(begrippen).
3. Labelen:
Vervolgens zijn de termen gegroepeerd. Wat hoort bij elkaar?
4. Definiëren van kernlabels:
Er is gezocht naar verbanden tussen de begrippen, associaties en/ of combinaties.
5. Beantwoorden probleemstelling (beschrijvend/ verklarend):
Tenslotte zijn de gevonden definities in verband gebracht met de probleemstelling.
Hier wordt een antwoord gegeven op de probleemstelling.
28
Bron: Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. (1 druk). Amsterdam: Uitgeverij Boom.
e
Hoofdstuk 4: Resultaten literatuuronderzoek.
In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van de resultaten van het literatuuronderzoek. Er is
een literatuurstudie gedaan door verschillende literatuur over rehabilitatiemethodiek en
psychologie te bestuderen.
4.1 Ontwikkelingspsychologie.
Hieronder volgt een beschrijving van gegevens uit het literatuuronderzoek naar
ontwikkelingspsychologie, welke relevant zijn voor het beantwoorden van de
onderzoeksvraag.
De tweede functie van de intelligentie is de aanpassing aan de omgeving. Deze aanpassing
komt via twee complementaire processen tot stand: assimilatie en accommodatie.
Assimilatie is het proces waarin nieuwe ervaringen worden geïnterpreteerd op basis van
bestaande schema’s. Accommodatie is het proces waarin onder invloed van nieuwe
ervaringen onze schema’s worden veranderd. Aanpassing heeft als doel een staat van
evenwicht te handhaven of te herstellen.
Om als volwaardig burger te kunnen functioneren in de maatschappij, is het van belang dat
cliënten zich kunnen aanpassen aan hun omgeving. Als cliënten weinig tot geen nieuwe
ervaringen opdoen, dan leren zij niet ‘mee bewegen’ met de maatschappij en kunnen zij hun
evenwicht niet handhaven of herstellen. Onder invloed van nieuwe ervaringen kan het
herstel van cliënten bevorderd worden.
In de loop van hun ontwikkeling leren kinderen talloze zaken over de wereld om zich heen
kennen, maar ze verwerven ook in toenemende mate inzicht in zichzelf. ‘Wie ben ik’, ‘wat
kan ik’ en ‘hoe waardeer ik mezelf’ zijn essentiële vragen waarop het antwoord van grote
invloed kan zijn op iemands gedrag.
Cliënten met psychiatrische en/ of psychosociale problematiek hebben veelal geen positief
zelfbeeld. Door hun aandoening weten ze niet goed meer wie ze zijn en wat ze kunnen.
Zichzelf waarderen is een essentieel element om zich volwaardig te kunnen voelen. Vaak
heerst er een stigma op mensen met psychiatrische problemen. Het is goed voor te stellen
dat cliënten met een negatief zelfbeeld, moeite hebben met het anticiperen in de
maatschappij. Door het verhelderen en vergroten van het zelfbeeld van de cliënten kan
gedragsverandering in gang gezet worden.
Onder zelfwaardering wordt verstaan de wijze waarop het individu zichzelf beoordeeld. De
psychoanalyticus Robert White stelt dat elk kind bij de geboorte van nature gemotiveerd is
om greep te krijgen op zijn omgeving. Er bestaan enorme individuele verschillen als het om
de wil tot presteren gaat. Susan Harter werkte de ideeën van White verder uit. Zij
onderscheidt een intrinsieke en een extrinsieke prikkel tot presteren. De intrinsieke
motivatie berust op de individuele behoefte te excelleren en het behaalde succes is
voldoende beloning om zich allerlei inspanningen te getroosten. De extrinsieke motivatie
berust op beloningen van buitenaf. Het maakt voor de taakuitvoering natuurlijk heel wat uit
of men intrinsiek of extrinsiek gemotiveerd is. Te denken valt aan het streefniveau, aan de
kwaliteit van de prestatie die men van zichzelf eist.
Er heersen er in de maatschappij veelal vooroordelen over mensen met een psychiatrische
aandoening. Door hun aandoening zijn de cliënten hun grip kwijt op zichzelf en op hun
omgeving. Hierdoor kan de motivatie om te participeren in de maatschappij dalen. De ene
cliënt zal middels intrinsieke prikkels het beste tot groei komen, de andere cliënt middels
extrinsieke prikkels. Door cliënten te ondersteunen in het (her)vinden van hun intrinsieke
prikkels en hen extrinsiek te motiveren door de hulpverlening, kan hun zelfbeeld versterkt
worden.
Uit onderzoek is gebleken dat een veilige gehechtheid een van de beste voorspellers van
intrinsieke motivatie is. Daarnaast lijkt een stimulerende omgeving een rol te spelen.
Daarnaast is het een voorwaarde dat het kind ook de gelegenheid krijgt en gestimuleerd
wordt om op uitdagingen die de omgeving biedt in te gaan. Prestatiemotivatie kan een
voorwaarde zijn om met succes een gesteld doel te verwezenlijken, omgekeerd is succes een
voorwaarde om de motivatie in stand te houden. Voor elk kind geldt dat door succes de
zelfwaardering stijgt en het zelfvertrouwen toeneemt. Zelfvertrouwen verwijst naar de
positieve verwachting van het individu dat het taken tot een goed einde zal brengen.
Een veilige omgeving is van belang om te kunnen ontwikkelen. Daarbij is een stimulerende
omgeving van belang voor cliënten. De gelegenheid krijgen om uitdagingen in de omgeving
aan te gaan is een voorwaarde om de prestatiemotivatie verder te ontwikkelen. Als cliënten
geen doelen hebben, of deze niet met succes kunnen verwezenlijken dan daalt de motivatie.
Dit versterkt hun zelfwaardering en zelfvertrouwen niet.
4.2 Behoeften.
Hieronder volgt een beschrijving van gegevens uit het literatuuronderzoek naar behoeften,
welke relevant zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag.
Onder lichamelijke behoeften wordt verstaan de primaire levensbehoeften. Deze behoeften
zijn het meest elementair.
Onder behoefte aan veiligheid en zekerheid wordt verstaan de behoefte aan zekerheid,
veiligheid en bescherming.
Behoefte aan sociaal contact zijn behoeften aan liefde en contact met andere mensen.
Onder behoefte aan waardering en erkenning worden de behoeften verstaan van het
belang hechten aan status in sociaal verband.
Zelfontplooiing is de behoefte om persoonlijkheid en mentale groei te ontwikkelen.
Behoeften zijn niet concreet, niet vervangbaar door andere behoeften en vaak onbewust.
Een behoefte is steeds een nieuwe situatie die gerealiseerd zou moeten worden.
Ieder mens heeft behoeften, deze kunnen op verschillende gebieden liggen. Om te komen
tot groei of zelfactualisatie moeten de lagere behoeften bevredigd zijn. Zelfactualisatie is
vergelijkbaar met zelfontplooiing. Om je verder te kunnen ontwikkelen maak je gebruik van
persoonlijke vaardigheden en capaciteiten. Wanneer cliënten zich bijvoorbeeld onveilig
voelen dan is het niet goed mogelijk om vrij te functioneren en blijven zij onder hun eigen
mogelijkheden. Als de lichamelijke behoeften en de behoeften aan veiligheid en zekerheid
niet bevredigd worden, of bevredigd zijn, dan kunnen de cliënten niet toekomen aan de
behoefte tot sociaal contact. De behoefte aan waardering en erkenning is van belang omdat
cliënten graag door anderen gewaardeerd en gerespecteerd willen worden. Mensen hebben
behoefte aan zelfacceptatie en aan zelfrespect.
Aangezien behoeften niet concreet, niet vervangbaar en vaak onbewust zijn is het lastig om
hier zicht op te krijgen. Nieuwe situaties doen zich geregeld voor in het dagelijks leven,
waardoor behoeften ook aan verandering onderhevig zijn.
4.3 Rehabilitatie.
Hieronder volgt een beschrijving van de overeenkomsten en verschillen die uit het
literatuuronderzoek naar rehabilitatie naar voren zijn gekomen, en welke relevant is voor
het beantwoorden van de onderzoeksvraag.
Rehabilitatie kan worden ingevuld op individueel niveau, op het niveau van het milieu
waarin het individu functioneert en op maatschappelijk niveau. Voor deze verschillende
niveaus worden verschillende methodieken gebruikt. Specifiek gericht op het individuele
niveau zijn bijvoorbeeld de Individuele Rehabilitatiebenadering, de Liberman modules en de
Presentiebenadering. Voorbeeld van een methodiek die zich richt op de verbetering van de
rehabiliterende kwaliteiten van het milieu is de milieurehabilitatie. Op systeemniveau
worden methodieken van Maatschappelijke Steunsystemen en kwartiermaken gebruikt.
Voor rehabilitatie worden verschillende methodieken gebruikt. Zo is er een methodiek op
individueel niveau, een methodiek op het niveau van het milieu en een methodiek op
maatschappelijk niveau. Iedere methodiek richt zich dus op een aspect van rehabilitatie.
Het kwetsbaarheidstress model laat zich ook lezen als een draagkracht- draaglastmodel.
Ieder mens streeft naar een situatie waarbij de draaglast de draagkracht niet overschrijdt.
Er moet minimaal sprake zijn van een stabiele (evenwichtige)toestand wil er van gezond
functioneren sprake zijn. Tegenover het begrip ‘stress’ wordt het begrip ‘steun’ geplaatst.
Tegenover ‘kwetsbaarheid’ zet men ‘kracht’. Het één houdt het ander in evenwicht. Steun en
stress zijn externe factoren, kwetsbaarheid en kracht individuele factoren.
Cliënten in de psychiatrie hebben over het algemeen een verminderde draagkracht en een
verhoogde draaglast. Vaak is het draagvlak ook verminderd. Als de draaglast de draagkracht
overschrijdt dan is er geen sprake van een stabiele (evenwichtige) toestand en kan er van
gezond functioneren geen sprake zijn. Cliënten ervaren stress, als daar geen steun tegenover
staat dan zijn zij kwetsbaarder, hebben zij minder kracht en zijn zij niet in evenwicht. Stress
en steun zijn factoren die van externe invloed zijn, kwetsbaarheid en kracht zijn individuele
factoren. Door stress te verminderen en steun te vergroten kan de kwetsbaarheid van de
cliënten afnemen en hun kracht vergroot worden.
Een cliënt kan wensen en behoeften hebben op een bepaald gebied. Wensen of behoeften
kunnen te maken hebben met kwaliteit van leven, met kwetsbaarheid en met de kwaliteit
van de omgeving. Een aanknopingspunt voor de hulpverlener is dat er zorgvragen of
zorgbehoeften aanwezig zijn. Een zorgvraag impliceert een zorgbehoefte. Het verschil
tussen een vraag en een behoefte is dat de vraag vanuit de cliënt zelf gesteld wordt en een
behoefte ook door anderen vastgesteld kan worden. Om een analysefase zo efficiënt
mogelijk te laten verlopen wordt allereerst gezocht naar een sturingsprincipe: een wens
gericht op ontwikkeling of ontplooiing, een zorgbehoefte samenhangende met
psychosociale kwetsbaarheid, of een behoefte samenhangende met de kwaliteit van de
omgeving.
Cliënten hebben wensen en behoeften, deze kunnen op verschillende gebieden liggen.
Wensen of behoeften die te maken hebben met de kwaliteit van leven kunnen te maken
hebben met zelfwaardering en acceptatie in de maatschappij. Wensen en behoeften die te
maken hebben met kwetsbaarheid kunnen ook te maken hebben met zelfwaardering en
acceptatie door de maatschappij, maar ook met de aandoening zelf. Wensen en behoeften
die te maken hebben met de kwaliteit van de omgeving kunnen te maken hebben met
voorzieningen, hulpverlening en sociaal netwerk. Cliënten hebben zowel zorgbehoeften als
zorgvragen. Zorgvragen komen vanuit de cliënt, zorgbehoeften kunnen zowel vanuit de
cliënt als vanuit de omgeving komen. Om de hulpverlening zo goed mogelijk aan te laten
sluiten bij de cliënt en bij zijn wensen en behoeften is het van belang om een efficiënte
analyse te doorlopen. Wat wil de cliënt, waar is de wens of behoefte op gericht en waar
hangt deze mee samen? Wat, en eventueel wie, is er voor nodig om de wens of behoefte te
realiseren? Aan de hand van antwoorden op die vragen kan een sturingsprincipe gekozen
worden.
Door te werken vanuit de rehabilitatiebenadering wordt er daadwerkelijk moeite gedaan
om de directe omgeving van de cliënten en de maatschappij te beïnvloeden. De cliënten
staan centraal, de dienstverlening is geïnspireerd door het aangaan van partnerschap om
de cliënten te begeleiden bij het omgaan met hun psychiatrische of psychosociale
problemen. Rehabilitatiegerichte zorg houdt vaak een directe betrokkenheid in bij het
‘gewone’ dagelijks leven. Om aan te vullen waar emotionele, sociale en praktische
vaardigheden tekort schieten en begeleiding te bieden bij gewone en bijzondere
levensstress. Normalisatie heeft niet alleen betrekking op de normalisatie van de
leefomgeving maar ook op de verhouding tussen hulpverlener en cliënt. “Zo normaal
mogelijk!”
Werken vanuit de rehabilitatiebenadering zorgt ervoor dat er moeite wordt gedaan om de
directe omgeving van de cliënt en de maatschappij te beïnvloeden. Door de cliënt centraal te
stellen en de hulpverlening af te stemmen op diens wensen en behoeften kan de cliënt
begeleid worden bij het omgaan met zijn aandoening. Een directe betrokkenheid bij het
dagelijks leven is belangrijk om de cliënt te kunnen ondersteunen op gebieden waar nodig.
Waar cliënten vaardigheden of draagkracht tekort komen, kan de hulpverlening aanvullen
door begeleiding te bieden bij gewone en bijzondere levensstress. Normalisatie als
uitgangspunt houdt in dat de verhouding tussen cliënt en de leefomgeving zo normaal
mogelijk moet zijn, maar ditzelfde geldt ook voor de verhouding tussen cliënt en de
hulpverlening. Door de cliënt niet te beschouwen als een ziek persoon, maar als een
volwaardig burger met zijn mogelijkheden en beperkingen, kan de omgeving van de cliënt
beïnvloed worden.
Rehabilitatie is geen eenmalige activiteit. Het is een dynamisch, continu proces. Dit proces
speelt zich af in drie dimensies: de relatiedimensie, de handelings- of activiteitendimensie en
de tijdsdimensie. In de relatiedimensie gaat het om de relaties tussen de cliënt en zijn
omgeving. Vanuit de hulpverlening is een goede relatie met de cliënt essentieel voor het
ontwikkelen van activiteiten in de handelingsdimensie. Vanuit een integrale benadering
proberen de cliënt te begrijpen in zijn tijdsperspectief. Het proces in drie dimensies heeft tot
doel om de cliënt te helpen een zo groot mogelijke autonomie in relatie tot zichzelf en tot
anderen te bereiken.
De relatie tussen de cliënt en zijn omgeving is van belang om draagkracht, draaglast en
draagvlak van de cliënt te kunnen bepalen. Hoe is de relatie tussen de cliënt en zijn
omgeving, in welk tijdbestek kan en wil de cliënt zijn wensen en behoeften realiseren en wat
heeft de cliënt daarvoor nodig, of voor te ontwikkelen, aan vaardigheden? Het vergroten van
de autonomie van de cliënt is belangrijk voor zijn zelfwaardering en zijn zelfstandigheid,
maar ook voor het deelnemen aan het maatschappelijk verkeer (participatie).
Hoofdstuk 5: Resultaten praktijkonderzoek.
5.1 Resultaten van interviews.
In dit hoofdstuk staan de resultaten van de interviews beschreven. De hoofdlijnen zijn eruit gelicht
en de interviewvragen zijn gebundeld in verschillende thema’s die in de interviews ter sprake
kwamen:
Participatie.
–
Behoeften.
–
Begeleiding.
–
Organisatie.
Er zijn 12 cliënten geïnterviewd, waarvan 5 vrouwen en 7 mannen. De leeftijd van de
cliënten ligt tussen de 17 en de 62 jaar. Aan de hand van de interviews worden hieronder de
relevante gegevens beschreven.
–
5.1.1 Participatie.
Bijna alle geïnterviewde cliënten hebben aangegeven dat ze weinig contact hebben met
mensen buiten de RIBW IJssel-Vecht. Meer dan de helft van de geïnterviewde cliënten voelt
zich niet geaccepteerd door de omgeving: “Mensen vinden ons gek of gevaarlijk”. De meeste
van de geïnterviewde cliënten gaven aan dat zij zich door de omgeving niet goed begrepen
voelen. Mensen weten weinig over ons ziektebeeld en over de RIBW IJssel-Vecht. Ongeveer
de helft van de geïnterviewde cliënten gaf aan het gevoel te hebben dat ze minder zijn dan
de ‘normale’ mensen. Acht cliënten vinden dat de RIBW IJssel-Vecht niet zoveel doet om hun
sociale netwerk te vergroten: “De begeleiding doet weinig om contact met de buren te
krijgen”.
In de interviews viel op dat 11 van de 12 cliënten aangaven dat ze later zelfstandig willen
gaan wonen, maar wel met begeleiding van de RIBW IJssel-Vecht. Cliënten willen de
begeleiding van de RIBW IJssel-Vecht behouden, maar ze zien zichzelf niet volledig zonder
deze begeleiding.
Vijf cliënten gaven aan dagbesteding, school, vrijwilligerswerk of regulier werk erg belangrijk
te vinden om zich volwaardig burger te kunnen voelen: “Op deze manier doe ik iets terug
voor de maatschappij”. Werk en dagbesteding hebben niet alleen daginvulling als functie,
maar men voelt zich hierdoor ook nuttig en heeft het gevoel meer in de samenleving te
staan.
5.1.2 Behoeften.
Bijna alle cliënten gaven aan dat ze het wonen met anderen als prettig te ervaren, mits er
een goed ‘klik’ is met de huisgenoten. Anders geven de meeste geïnterviewde cliënten er de
voorkeur aan om een woning voor hen alleen te hebben. Het prettige gevoel van wonen met
anderen heeft vooral te maken met het niet alleen zijn.
Zeven cliënten hebben aangegeven het gevoel te hebben dat ze niet zelf kunnen kiezen waar
ze willen wonen. Enkelen hiervan hadden na de intake een andere verwachting van de
woonplek.
Bijna alle geïnterviewde cliënten gaven aan dat ze de begeleiding van de RIBW IJssel-Vecht
als prettig ervaren: “De begeleiding staat naast mij, ik voel geen verschil tussen ons”. Toch
gaven alle geïnterviewde cliënten aan dat ze meer behoefte hebben aan een directievere
benadering: “Niet om de zaken heen draaien, maar gewoon zeggen wat er moet gebeuren
en directief zijn”.
Zeven van de geïnterviewde cliënten gaf aan meer ondersteuning nodig te hebben op het
gebied van administratie en financiën: “Hierdoor komen alle problemen”, “Mijn post en
financiën worden te weinig met mij doorgenomen en besproken”.
Drie van de geïnterviewde cliënten gaven aan niet te weten of ze een begeleidingsplan
hebben. De meerheid (9) van de cliënten weet niet wat er in hun begeleidingsplan staat of
welke doelen hierin opgenomen zijn: “Er wordt te weinig vanuit mijn begeleidingsplan
gewerkt”, “Ik heb geen zicht op mijn doelen en ik weet vaak niet waar ik aan moet werken”.
5.1.3 Begeleiding.
Bijna alle geïnterviewde cliënten gaven aan dat er veel ruimte is voor hun eigen inbreng.
Echter heeft 8 van de 12 geïnterviewden het idee dat er weinig met hun inbreng wordt
gedaan: “De begeleiding luistert wel, maar ze doen er verder weinig mee”. Er wordt ervaren
dat de begeleiding het altijd beter weet, waardoor de eigen inbreng naar de achtergrond
verdwijnt: “De begeleiding weet wat het beste is voor mij”.
Zeven van de geïnterviewde cliënten ervaren de begeleiding als niet efficiënt genoeg: “Ik
moet vaak zelf achter dingen aan, door de begeleiding wordt het niet snel geregeld”. Toch
hebben alle cliënten wel het gevoel dat de RIBW IJssel-Vecht hen helpt.
De helft van de geïnterviewde cliënten gaf aan dat ze de begeleiding betuttelend vinden: “Ze
behandelen me als een kind en ze draaien om de zaken heen”. Bijna alle cliënten (10) gaven
aan dat de begeleiding strenger mag zijn en een meer controlerende functie moet hebben,
ze vinden dat de begeleiding moet ingrijpen als ze zien dat het niet goed met hen gaat:
“Begeleiding mag dingen overnemen als ze zien dat het niet goed met mij gaat”, “De
begeleiding moet ingrijpen als een huisgenoot van mij stinkt en zich niet wast”.
Vijf van de geïnterviewde cliënten heeft een vraag om meer uitleg van de begeleiding: “Als ik
mijn geld bij de begeleiding moet inleveren, moeten ze me wel duidelijk aangeven dat ze dit
willen omdat ze denken dat ik er drank voor koop, niet eromheen praten maar eerlijk zijn”.
Een aantal cliënten (3) voelt zich door de begeleiding onvoldoende serieus genomen: “Ik zeg
vaak dingen, maar deze worden niet gedaan, ik word niet serieus genomen”.
Twee van de geïnterviewde cliënten voelen zich niet gelijkwaardig met de begeleiding: “De
begeleiding weet alles van mij, maar ik weet helemaal niks over hun”. De overige cliënten
hebben wel het gevoel dat de begeleiding op gelijkwaardig niveau plaatsvindt.
Van de 12 geïnterviewde cliënten hebben er 9 aangegeven dat ze vinden dat de begeleiding
haar afspraken niet goed nakomt: “Ze komen later dan afgesproken, ze zeggen geen sorry of
leggen niet uit waarom ze (te) laat zijn”, “De begeleiding heeft een voorbeeldfunctie, dat
betekent dat ze zelf de dingen moeten doen die ze ook van mij verwachten”.
Eén van de geïnterviewde cliënten vindt dat de begeleiding hem overvraagd: “ De
begeleiding moet rekening met mijn beperkingen houden, ik zit hier niet voor niks”.
De meeste geïnterviewde cliënten (8) gaven aan dat ze de begeleiding als te beschermend
ervaren: “Laat me eerst dingen zelf proberen en ervaren, van mijn fouten kan ik ook wat
leren”. Hierbij vinden ze het wel prettig als de begeleiding op de achtergrond aanwezig is.
5.1.4 Organisatie.
Zes van de geïnterviewde cliënten vindt dat de RIBW IJssel-Vecht weinig doet om haar
cliënten in contact te brengen met mensen uit de buurt. Zij zouden graag zien dat de RIBW
IJssel-Vecht wat meer informatie over psychiatrisch ziektebeelden aan de omwonenden
geeft.
Vier van de geïnterviewde cliënten geeft aan last te ervaren van de personeelswisselingen,
en de reorganisatie. Dit zorgt voor onduidelijk en soms wat onrust: “Als ik net aan iemand
gewend ben en diegene vertrouw, dan gaan ze weer weg”.
5.2 Cliëntenraad.
Vanuit het interview met de Cliëntenraad zijn de volgende aandachtspunten naar voren
gekomen:
– De begeleiding kan meer doorpakken, mag directiever zijn.
– In de begeleiding wordt veelal de participerende stijl gebruikt.
– Door een te beschermende benadering, worden de cliënten soms te afhankelijk
gemaakt van de begeleiding.
– Er moet meer aandacht besteed aan de dagbesteding.
– Cliënten die uit zichzelf weinig (begeleidings)aandacht vragen, worden vaak als
stabiel functionerend gezien, waardoor het gevaar bestaat dat ze ‘vergeten’ worden.
– Je kunt de regie aan de cliënten laten, maar toch directiever zijn.
– Cliënten moeten weten dat ze bij RIBW IJssel-Vecht wonen om wat te leren, met als
doel dat ze daarna zelfstandig – of met minder begeleiding – kunnen functioneren.
– De begeleiding moet de cliënten niet (onbewust) klein houden.
– Er zou nog meer aandacht aan de mogelijkheden van de cliënten besteed kunnen
worden.
Hoofdstuk 6: Conclusie en discussie.
6.1 Conclusies.
In dit hoofdstuk worden de conclusies gepresenteerd die getrokken zijn naar aanleiding van
de hoofdvraag van dit onderzoek:
Welke begeleidingsbehoefte hebben de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht om als
volwaardig burger te kunnen functioneren in de maatschappij?
Aan de hand van het beantwoorden van de deelvragen, zijn we tot conclusies gekomen voor
het beantwoorden van de onderzoeksvraag. De ene deelvraag is vooral gericht op de
praktijk, de andere deelvraag vooral op de theorie.
6.1.1 Deelvraag (1).
Ondersteunt de RIBW IJssel-Vecht haar cliënten om als volwaardig burger te kunnen
functioneren?
De cliënten hebben aangegeven niet volledig zelfstandig te willen gaan wonen, niet zonder
de RIBW te kunnen en/ of te durven. Het lijkt erop dat de cliënten zich afhankelijk opstellen
ten opzichte van de begeleiding. Hierin speelt de begeleiding in zekere mate een belangrijke
rol, omdat vanuit de interviews duidelijk naar voren kwam dat de cliënten de begeleiding als
te beschermend ervaren. Aan de andere kant denken wij dat de medewerkers de cliënten te
beschermend benaderen/ begeleiden, waardoor zij haar cliënten afhankelijk van de
hulpverlening maakt en/ of houdt.
Verder gaven enkele cliënten aan het gevoel te hebben betutteld te worden door de
begeleiding. Een betuttelende benadering kan tot gevolg hebben dat de cliënten zich niet als
volwaardig benaderd voelen.
Dagbesteding, school, vrijwilligerswerk of regulier werk zijn erg belangrijk voor cliënten om
zich volwaardig burger te kunnen voelen.
Meerdere cliënten gaven aan dat ze zich niet gelijkwaardig voelen ten opzichte van de
‘gewone’ burger. Op maatschappelijk niveau hebben ze het gevoel er niet helemaal bij te
horen. Hierin speelt de onwetendheid over de psychiatrie in de maatschappij een rol, meer
kennis over de psychiatrie zou voor meer acceptatie kunnen zorgen.
De RIBW IJssel-Vecht moet haar cliënten ondersteunen bij het opbouwen en/ of het
vergroten van hun sociale netwerk.
Vanuit de interviews is naar voren gekomen dat de cliënten meer behoeften hebben aan een
directieve benadering. Hiermee bedoelen ze dat de begeleiding – waar nodig – moet
aangeven wat er moet gebeuren, dit direct moet benoemen en er niet omheen moet
‘kletsen’. Ook gaven zij aan dat de begeleiding grenzen aan moet geven als de cliënt deze
zelf onvoldoende in kan schatten. Hierbij vinden zij een uitleg over het waarom er
ingegrepen wordt van belang. De cliënten willen benaderd worden als ieder ander mens,
ook met zaken die gevoelig of minder prettig zijn. Om aan te kunnen sluiten bij de omgeving
is het van belang dat de cliënten weten wat in de maatschappij geaccepteerd wordt en wat
de algemeen geldende waarden en normen zijn.
Wij hebben opgemerkt dat de cliënten zich onvoldoende betrokken voelen in hun
begeleidingsproces en dat zij het idee hebben dat sommige beslissingen genomen worden
zonder hun eigen invulling.
Er is naar voren gekomen dat de begeleiding zich niet altijd aan de gemaakte afspraken
houdt. De cliënten ervaren dat de begeleiding haar fouten niet erkent, waardoor zij zich niet
als gelijkwaardig benadert voelen.
De cliënten vinden dat zij weinig kans krijgen om zelf stappen te ondernemen en fouten te
maken.
Naar aanleiding van bovenstaande conclusies is naar voren gekomen dat de RIBW IJssel-
Vecht haar cliënten meer kan ondersteunen bij het als volwaardig burger functioneren in de
maatschappij.
6.1.2 Deelvraag (2).
Is de rehabilitatiemethodiek de best passende methodiek bij de hulpvragen – gericht op
het functioneren als volwaardig burger in de maatschappij – van de cliënten?
Cliënten met psychiatrische en/ of psychosociale problematiek hebben veelal geen positief
zelfbeeld. Door hun aandoening weten ze niet goed meer wie ze zijn en wat ze kunnen.
Zichzelf waarderen is een essentieel element om zich volwaardig te kunnen voelen. Vaak
heerst er een stigma op mensen met psychiatrische problemen. Het is goed voor te stellen
dat cliënten met een negatief zelfbeeld, moeite hebben met het anticiperen in de
maatschappij. Door het verhelderen en vergroten van het zelfbeeld van de cliënten kan
gedragsverandering in gang gezet worden. Doordat de rehabilitatiemethodiek de cliënt en
zijn wensen, behoeften en omgeving centraal stelt wordt het mogelijk gemaakt om hen als
volwaardig burger te laten deelnemen aan de samenleving. De rehabilitatiemethodiek is dus
een passende methodiek bij de hulpvragen van de cliënt – gericht op het functioneren als
volwaardig burger in de maatschappij.
Niet alle cliënten waarderen zichzelf. Daarbij heersen er in de maatschappij veelal
vooroordelen over hen. Door hun aandoening zijn de cliënten hun grip kwijt op zichzelf en
op hun omgeving. Hierdoor kan de motivatie om te participeren in de maatschappij dalen.
De ene cliënt zal middels intrinsieke prikkels het beste tot groei komen, de andere cliënt
middels extrinsieke prikkels. De RIBW IJssel-Vecht besteed veel aandacht aan het individu,
maar te weinig aandacht aan de omgeving (externe contacten) van de cliënt.
Een veilige omgeving is van belang om te kunnen ontwikkelen, daarbij is een stimulerende
omgeving van belang voor cliënten. De gelegenheid krijgen om uitdagingen in de omgeving
aan te gaan is een voorwaarde om de prestatiemotivatie verder te ontwikkelen. Als cliënten
geen doelen hebben, of deze niet met succes kunnen verwezenlijken dan daalt de motivatie.
Dit versterkt hun zelfwaardering en zelfvertrouwen niet. Om te komen tot groei of
zelfactualisatie moeten de lagere behoeften bevredigd zijn. Zelfactualisatie is vergelijkbaar
met zelfontplooiing. Om je verder te kunnen ontwikkelen maak je gebruik van persoonlijke
vaardigheden en capaciteiten. Wanneer cliënten zich bijvoorbeeld onveilig voelen dan is het
niet goed mogelijk om vrij te functioneren en blijven zij onder hun eigen mogelijkheden.
De RIBW IJssel-Vecht motiveert haar cliënten door met hen een begeleidingsplan op te
stellen, waarin de persoonlijke doelen van de cliënt geformuleerd zijn. Cliënten geven aan
dat het opstellen van een begeleidingsplan niet voldoende is, zij willen dat hier ook
daadwerkelijk mee aan de slag gegaan wordt. Een aantal cliënten gaf aan niet op de hoogte
te zijn van hun doelen, of zelfs niet weten dat er een begeleidingsplan bestaat. Enkelen
gaven aan dat de begeleiding niet werkt vanuit de doelen die opgesteld zijn in het
begeleidingsplan, daardoor verliest de cliënt het zicht op zijn eigen mogelijkheden.
Voor rehabilitatie worden verschillende methodieken gebruikt. Zo is er een methodiek op
individueel niveau, een methodiek op het niveau van het milieu en een methodiek op
maatschappelijk niveau. Iedere methodiek richt zich dus op een aspect van rehabilitatie. De
methodiek waar de RIBW IJssel-Vecht mee werkt (de SRH), concentreert zich op alle drie de
bovenstaande gebieden. Er is zowel aandacht voor het individu, voor het milieu als voor
participatie in de maatschappij. Door in de begeleiding aandacht te besteden aan deze drie
gebieden, wordt de mogelijkheid tot het functioneren als volwaardig burger versterkt.
Cliënten in de psychiatrie hebben over het algemeen een verminderde draagkracht en een
verhoogde draaglast. Vaak is het draagvlak ook verminderd. Als de draaglast de draagkracht
overschrijdt dan is er geen sprake van een stabiele (evenwichtige) toestand en kan er van
gezond functioneren geen sprake zijn. Cliënten ervaren stress, als daar geen steun tegenover
staat dan zijn zij kwetsbaarder, hebben zij minder kracht en zijn zij niet in evenwicht. Stress
en steun zijn factoren die van externe invloed zijn, kwetsbaarheid en kracht zijn individuele
factoren. Door stress te verminderen en steun te vergroten kan de kwetsbaarheid van de
cliënten afnemen en hun kracht vergroot worden. De SRH-methodiek besteed aandacht aan
het kwetsbaarheidstress model, waarbij een inventarisatie gemaakt wordt van de
draagkracht, draaglast en het draagvlak van de cliënt. De cliënten vinden het belangrijk dat
de aandacht ligt op de steun en de kracht die zij nodig hebben, om als zo volwaardig
mogelijk te kunnen participeren in maatschappij. Enkelen cliënten hebben de ervaring dat
als het goed met hen gaat ze ‘vergeten’ worden door de begeleiding. Hierdoor wordt de
indruk gewekt dat de RIBW IJssel-Vecht haar begeleiding voornamelijk richt op de
beperkingen.
De rehabilitatiemethodiek sluit goed aan bij de hulpvragen van de cliënten. Vanuit de
interviews blijkt dat de begeleiding de methodiek beter kan toepassen.
6.1.3 Hoofdvraag.
Welke begeleidingsbehoefte hebben de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht om als
volwaardig burger te kunnen functioneren in de maatschappij?
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen op gelijkwaardig niveau benaderd
worden en niet betutteld worden.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat de begeleiding grenzen aangeeft als
de cliënt deze zelf onvoldoende in kan schatten.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer ondersteuning bij het opbouwen
en/ of het vergroten van hun sociale netwerk.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat er in de maatschappij meer begrip is
voor hun situatie.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat de begeleiding hen open en directief
benaderd.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer betrokken worden bij hun
begeleidingsproces en zelf beslissen over de invulling van hun leven.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht vinden dat de medewerkers hun gemaakte
afspraken beter en tijdig moeten nakomen.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer ruimte krijgen om fouten te maken
en uitdagingen in de omgeving aan te gaan.
De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat er meer gewerkt wordt vanuit de
doelen die in hun begeleidingsplan zijn opgenomen.
–
–
–
–
–
–
–
–
–
6.2 Discussie.
6.2.1 Participatie.
– Volwaardig burger:
Voor het functioneren als volwaardig burger ligt er een grote verantwoordelijkheid bij de
cliënt zelf. De begeleiding kan hierbij ondersteuning bieden, maar uiteindelijk zal de cliënt
zelf stappen moeten ondernemen. Hoe ver moet de begeleiding gaan in de ondersteuning
als de cliënt zelf geen moeite doet om aansluiting te vinden bij de maatschappij? Wij zijn van
mening dat de cliënt hier wel gemotiveerd voor moet zijn.
6.2.2 Behoeften.
– Dagbesteding:
Wij vinden het belangrijk dat iedere cliënt een vorm van dagbesteding heeft. In hoeverre kan
en mag de RIBW IJssel-Vecht haar cliënten verplichten om een vorm van dagbesteding te
hebben? Vanuit reacties van enkele geïnterviewde cliënten blijkt dat het hebben van
dagbesteding voldoening geeft. Niet alleen om ‘iets te doen te hebben’, maar ook om iets te
kunnen beteken voor – en in – de maatschappij.
Door dagbesteding is de cliënt meer betrokken bij de samenleving en hebben zij de
mogelijkheid om hun sociaal netwerk te vergroten. Het is wel belangrijk dat er goed gekeken
wordt naar de individuele mogelijkheden van de cliënt.
6.2.3 Begeleiding.
– Onderschatten cliënten:
Voor het houden van de interviews met cliënten van verschillende beschermende
woonvormen van de RIBW IJssel-Vecht te Zwolle, zijn desbetreffende teams benadert via e-
mail. Van twee teams kregen we een reactie die ons zeer verbaasde. Het ene team gaf als
reactie: “Dat wordt lastig voor onze cliënten. De meesten hebben geen inzicht in de
begeleiding die zij nodig hebben. Daardoor zouden jullie een heel ander beeld krijgen dan de
werkelijkheid is. Dus… helaas…”. Wij schrokken van deze uitspraak en wij vonden dit niet
acceptabel. In hoeverre kan de begeleiding voor de cliënt bepalen dat hij/ zij geen inzicht
heeft in de begeleiding die hij/ zij nodig heeft? Daarbij vinden wij dat ‘werkelijkheid’ een
relatief begrip is.
Het andere team gaf als reactie dat ze eerst meer inhoudelijk wilde weten waar het
interview betrekking op had en dat ze ons verzoek tot interviewen eerst met de cliënten
moesten bespreken. Het bespreken ervan met de cliënten is logisch, maar het team gaf aan
dat de cliënten minstens een week voorbereiding nodig hadden. Zonder voorbereiding
zouden hun cliënten het niet kunnen. Ook dit vonden wij niet acceptabel, omdat uitgegaan
werd van de beperkingen in plaats van de mogelijkheden van de cliënt.
– Overschatten cliënten:
Cliënten die geen zorgvraag aangeven en/ of geen problemen veroorzaken kunnen door de
begeleiding ‘vergeten’ worden. Doordat deze cliënten geen zorgvragen aangeven gaat de
begeleiding ervan uit dat het wel goed met hen gaat. Daardoor bestaat het gevaar dat de
cliënten teveel eigen verantwoordelijkheid krijgen die zij (nog) niet aankunnen.
– Ethisch dilemma:
Wij hebben het idee dat medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht bang zijn om in te grijpen.
Zij lijken teveel vast te houden aan de beschikbare protocollen en daardoor lijken zij niet te
durven handelen vanuit eigen inzicht. Houden medewerkers niet teveel rekening met de
beperkingen van de cliënten? Als wij de cliënten als volwaardig burger willen laten
functioneren, dan moeten wij ze ook als zodanig benaderen.
– Niet zonder de RIBW IJssel-Vecht?
In de interviews kwam duidelijk naar voren dat de cliënten zichzelf niet goed zien
functioneren zonder de RIBW IJssel-Vecht. Zij verwachten de rest van hun leven afhankelijk
te zijn van de RIBW IJssel-Vecht. Bovenstaande kunnen we van twee kanten belichten. Ten
eerste kan het gezien worden als het te beschermd begeleiden van de cliënten en hen te
afhankelijk maken van de hulpverlening. Ten tweede kan het gezien worden als positief; de
cliënten voelen zich veilig bij de RIBW IJssel-Vecht.
6.3 Aanbevelingen.
– De RIBW IJssel-Vecht moet minder beschermend zijn naar de cliënten, zodat de
cliënten minder afhankelijk van hulpverlening zijn.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten minder betuttelend zijn, zodat de
cliënten zich gelijkwaardig voelen.
– De RIBW IJssel-Vecht moet de cliënten ondersteunen bij het opbouwen en/ of het
vergroten van hun sociale netwerk.
– De RIBW IJssel-Vecht moet de maatschappij meer voorlichten over haar doelgroep.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten meer gebruik maken van de
directieve begeleidingsstijl uit de SRH-methodiek.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht hebben niet alleen een signalerende rol,
zij moeten sneller ingrijpen en zaken niet laten liggen.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten meer betrekken bij
hun begeleidingsproces en hen zelf laten beslissen over de invulling van hun leven.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten hun gemaakte afspraken
nakomen.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten de ruimte geven om
fouten te maken en uitdagingen in de omgeving aan te gaan.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten helpen bij het
(positief) versterken van het eigen zelfbeeld.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten meer werken vanuit de doelen die
in de begeleidingsplannen zijn opgenomen.
– Cliënten moeten een vorm van dagbesteding hebben.
Literatuurlijst.
Literatuur:
– Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. (2001) Basisboek methoden en technieken. (3e
herziende druk). Groningen: Stenfert Kroese.
– Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2005). Basisboek Kwalitatief
Onderzoek. (2e, geheel herziene druk). Groningen: Stenfert Kroese.
– Wilken, J.P. en Den Hollander, D. (2003). Psychosociale rehabilitatie een integrale
benadering. (4e, ongewijzigde druk). Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP.
– Verhoeven, N. (2007). Wat is onderzoek? (2e druk). Amsterdam: Uitgeverij Boom.
– Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. (1e druk). Amsterdam:
Uitgeverij Boom.
– Migchelbrink, F. (2001). Praktijkgericht onderzoek in zorg en welzijn. (6e druk).
Amsterdam: B.V. Uitgeverij SWP.
– ARGO. (oktober 2006). Samen recht van spreken. Kwaliteitsonderzoek vanuit
cliëntperspectief bij RIBW Zwolle e.o.
– TRIQS. (december 2008). Cliëntenthermometer. Cliënttevredenheidonderzoek totaal
RIBW Zwolle.
– Wentink, M. en Oudenampsen, D. (augustus 2006). Heumen: Sturen op volwaardig
burgerschap.
– Van Beemen, L. (2001). Ontwikkelingspsychologie. (2e druk). Groningen: Wolters-
Noordhoff.
– Rigter, J. (2005). Het palet van de psychologie. (3e druk, vijfde oplage). Bussum:
Uitgeverij Coutinho.
– Wijsman, E. (1996). Psychologie & Sociologie. (2e herziene druk). Groningen: Wolters-
Noordhoff.
Vakbladen:
– Maatwerk; vakblad voor maatschappelijk werk.
– Psy; vakblad over geestelijke gezondheid & verslaving.
– Passage; vaktijdschrift voor rehabilitatie.
Internet:
– http://www.ribwgroepoverijssel.nl
– http://www.ribwijsselvecht.nl
– http://www.verwey-jonker.nl
– http://www.gripvzw.be
– http://www.stichtingencouraging.nl
– http://www.nji.nl
– http://www.kenniscentrumrehabilitatie.nl
– http://www.lczorg.rinogroep.nl
– http://www.rehabilitatie92.nl
Bijlage 1: Vragen interview.
Vragen interview cliënten RIBW IJssel-Vecht:
1. Hoe ben je bij RIBW IJssel-Vecht terecht gekomen?
2. Wat is voor jou de ideale woon- en begeleidingssituatie? En hoe is de huidige
situatie?
3. Is er ruimte voor eigen inbreng en wordt hier naar geluisterd? Heb je het gevoel dat
je beslist over je eigen (manier) van leven?
4. Sluit de begeleiding van RIBW IJssel-Vecht aan bij je wensen en behoeften? Zo ja, hoe
merk je dit? Zo nee, wat mis je in de begeleiding?
5. Hoe zie jij jezelf? Voel je je geaccepteerd door de maatschappij? Zo ja, hoe merk je
dit? Zo nee, wat heb je hiervoor nodig en kan RIBW IJssel-Vecht je hierbij
ondersteunen?
6. Hoe vind je de manier van begeleiden? En wordt er rekening gehouden met je
wensen en behoeften?
7. Wordt je voldoende geïnformeerd over je begeleidingstraject? Wordt er voldoende
met je meegedacht?
8. Op welke gebieden heb je behoefte aan (meer/minder) ondersteuning?
9. Wondervraag: ideale situatie. En is die situatie haalbaar en goed voor je?
10. Wat is je mening over de begeleiding in het algemeen? Heb je opmerkingen of
suggesties?
Bijlage 2: Adviesrapport.
Adviesrapport
RIBW denkt met je mee
Beshay Saad
Sarah van de Velde
Juni 2009
Inleiding.
In dit adviesrapport wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de begeleidingsbehoefte
van de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht, die woonachtig zijn in beschermende
woonvormen te Zwolle – gericht op het als volwaardig burger functioneren in de
maatschappij. Het onderzoek betrof het interviewen van twaalf cliënten, het interviewen
van de Cliëntenraad en het bestuderen van literatuur.
De centrale vraag van het onderzoek was als volgt:
“Welke begeleidingsbehoefte hebben de cliënten van de RIBW IJssel-Vecht om als
volwaardig burger te kunnen functioneren in de maatschappij?”
Aanleiding van het onderzoek.
De directie van de RIBW IJssel-Vecht heeft de afgelopen tijd een aantal signalen gekregen
waarbij zij dacht; begeleiding waar zijn jullie mee bezig? Sterk vervuilde of op zijn minst niet
zulke hygiënische en brandgevaarlijke situaties binnen cliëntenkamers van woonvormen.
Soms is er door toedoen van anderen ontdekt dat er hoge schulden zijn bij een cliënt en is
aangegeven dat de begeleiding soms een aantal weken niet binnenkomt bij een cliënt.
Bovenstaande voorbeelden werden verantwoord vanuit het principe van; respecteren van
de keuze van de cliënt. De directie is hiervan geschrokken en vind de situaties volstrekt
onaanvaardbaar.
Conclusies.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen op gelijkwaardig niveau benaderd
worden en niet betutteld worden.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat de begeleiding grenzen aangeeft als
de cliënt deze zelf onvoldoende in kan schatten.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer ondersteuning bij het opbouwen
en/ of het vergroten van hun sociale netwerk.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat er in de maatschappij meer begrip is
voor hun situatie.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat de begeleiding hen open en directief
benaderd.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer betrokken worden bij hun
begeleidingsproces en zelf beslissen over de invulling van hun leven.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht vinden dat de medewerkers hun gemaakte
afspraken beter en tijdig moeten nakomen.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen meer ruimte krijgen om fouten te maken
en uitdagingen in de omgeving aan te gaan.
– De cliënten van de RIBW IJssel-Vecht willen dat er meer gewerkt wordt vanuit de
doelen die in hun begeleidingsplan zijn opgenomen.
Discussiepunten.
– Volwaardig burger:
Voor het functioneren als volwaardig burger ligt er een grote verantwoordelijkheid bij de
cliënt zelf. De begeleiding kan hierbij ondersteuning bieden, maar uiteindelijk zal de cliënt
zelf stappen moeten ondernemen. Hoe ver moet de begeleiding gaan in de ondersteuning
als de cliënt zelf geen moeite doet om aansluiting te vinden bij de maatschappij? Wij zijn van
mening dat de cliënt hier wel gemotiveerd voor moet zijn.
– Dagbesteding:
Wij vinden het belangrijk dat iedere cliënt een vorm van dagbesteding heeft. In hoeverre kan
en mag de RIBW IJssel-Vecht haar cliënten verplichten om een vorm van dagbesteding te
hebben? Vanuit reacties van enkele geïnterviewde cliënten blijkt dat het hebben van
dagbesteding voldoening geeft. Niet alleen om ‘iets te doen te hebben’, maar ook om iets te
kunnen beteken voor – en in – de maatschappij.
Door dagbesteding is de cliënt meer betrokken bij de samenleving en hebben zij de
mogelijkheid om hun sociaal netwerk te vergroten. Het is wel belangrijk dat er goed gekeken
wordt naar de individuele mogelijkheden van de cliënt.
– Onderschatten cliënten:
Voor het houden van de interviews met cliënten van verschillende beschermende
woonvormen van de RIBW IJssel-Vecht te Zwolle, zijn desbetreffende teams benadert via e-
mail. Van twee teams kregen we een reactie die ons zeer verbaasde. Het ene team gaf als
reactie: “Dat wordt lastig voor onze cliënten. De meesten hebben geen inzicht in de
begeleiding die zij nodig hebben. Daardoor zouden jullie een heel ander beeld krijgen dan de
werkelijkheid is. Dus… helaas…”. Wij schrokken van deze uitspraak en wij vonden dit niet
acceptabel. In hoeverre kan de begeleiding voor de cliënt bepalen dat hij/ zij geen inzicht
heeft in de begeleiding die hij/ zij nodig heeft? Daarbij vinden wij dat ‘werkelijkheid’ een
relatief begrip is.
Het andere team gaf als reactie dat ze eerst meer inhoudelijk wilde weten waar het
interview betrekking op had en dat ze ons verzoek tot interviewen eerst met de cliënten
moesten bespreken. Het bespreken ervan met de cliënten is logisch, maar het team gaf aan
dat de cliënten minstens een week voorbereiding nodig hadden. Zonder voorbereiding
zouden hun cliënten het niet kunnen. Ook dit vonden wij niet acceptabel, omdat uitgegaan
werd van de beperkingen in plaats van de mogelijkheden van de cliënt.
– Overschatten cliënten:
Cliënten die geen zorgvraag aangeven en/ of geen problemen veroorzaken kunnen door de
begeleiding ‘vergeten’ worden. Doordat deze cliënten geen zorgvragen aangeven gaat de
begeleiding ervan uit dat het wel goed met hen gaat. Daardoor bestaat het gevaar dat de
cliënten teveel eigen verantwoordelijkheid krijgen die zij (nog) niet aankunnen.
– Ethisch dilemma:
Wij hebben het idee dat medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht bang zijn om in te grijpen.
Zij lijken teveel vast te houden aan de beschikbare protocollen en daardoor lijken zij niet te
durven handelen vanuit eigen inzicht. Houden medewerkers niet teveel rekening met de
beperkingen van de cliënten? Als wij de cliënten als volwaardig burger willen laten
functioneren, dan moeten wij ze ook als zodanig benaderen.
– Niet zonder de RIBW IJssel-Vecht?
In de interviews kwam duidelijk naar voren dat de cliënten zichzelf niet goed zien
functioneren zonder de RIBW IJssel-Vecht. Zij verwachten de rest van hun leven afhankelijk
te zijn van de RIBW IJssel-Vecht. Bovenstaande kunnen we van twee kanten belichten. Ten
eerste kan het gezien worden als het te beschermd begeleiden van de cliënten en hen te
afhankelijk maken van de hulpverlening. Ten tweede kan het gezien worden als positief; de
cliënten voelen zich veilig bij de RIBW IJssel-Vecht.
Aanbevelingen:
– De RIBW IJssel-Vecht moet minder beschermend zijn naar de cliënten, zodat de
cliënten minder afhankelijk van hulpverlening zijn.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten minder betuttelend zijn, zodat de
cliënten zich gelijkwaardig voelen.
– De RIBW IJssel-Vecht moet de cliënten ondersteunen bij het opbouwen en/ of het
vergroten van hun sociale netwerk.
– De RIBW IJssel-Vecht moet de maatschappij meer voorlichten over haar doelgroep.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten meer gebruik maken van de
directieve begeleidingsstijl uit de SRH-methodiek.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht hebben niet alleen een signalerende rol,
zij moeten sneller ingrijpen en zaken niet laten liggen.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten meer betrekken bij
hun begeleidingsproces en hen zelf laten beslissen over de invulling van hun leven.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten hun gemaakte afspraken
nakomen.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten de ruimte geven om
fouten te maken en uitdagingen in de omgeving aan te gaan.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten de cliënten helpen bij het
(positief) versterken van het eigen zelfbeeld.
– De medewerkers van de RIBW IJssel-Vecht moeten meer werken vanuit de doelen die
in de begeleidingsplannen zijn opgenomen.
– Cliënten moeten een vorm van dagbesteding hebben.
Tot slot.
We hopen dat de uitkomsten van dit onderzoek voor de RIBW IJssel-Vecht bouwstenen
zullen zijn voor kwaliteitsverbetering op die punten waarvan cliënten hebben aangegeven
dat dit belangrijk is.
Mocht u geïnteresseerd zijn in de totstandkoming van onze conclusies en aanbevelingen
verwijzen wij u naar het onderzoeksrapport “RIBW denkt met je mee”.
Op projectmatige basis werken de RIBW’s nauw samen met andere instellingen en maatschappelijke organisaties. Samen initiëren zij bijvoorbeeld zorgverlening aan mensen die zelf geen beroep doen op de benodigde zorg. Zij verwaarlozen zichzelf en dreigen in een isolement te raken. Een klein deel daarvan veroorzaakt bovendien overlast aan zijn omgeving, met vaak huisuitzetting tot gevolg. Met relatief weinig woonbegeleiding blijkt deze groep echter in staat een betere kwaliteit van leven te bereiken.
Een ander voorbeeld is de realisatie van beschermende woonvormen voor specifieke doelgroepen. Zoals voor mensen met een zelfde psychiatrisch ziektebeeld, voor jongeren, voor moeders met kinderen, voor ouderen, voor verslaafden en voor mensen met een forensisch psychiatrische achtergrond. Ook bieden vrijwel alle RIBW’s opvang aan dak- en thuislozen.
woonbegeleiding (drugs)verslaafden
Jack (45): “Op mijn 26e ben ik verslaafd geraakt aan amfetamine, een harddrug. Mijn leven sloeg langzaam maar zeker om. Mijn relatie, mijn baan, mijn sociale leven en uiteindelijk ook mijn thuis, alles raakte ik kwijt. En zo belandde ik ‘off the road’. De nachten bracht ik door op straat of ik verbleef bij het Leger des Heils. Hoewel ik niets liever wilde dan een zo normaal mogelijk leven leiden, was ik hiertoe niet zelf in staat. Mijn drugsgebruik bleef mijn leven beheersen. Tot vorig jaar. Op advies van de GG & GD kon ik terecht in een beschermende woonvorm in Amsterdam. Uiteindelijk ben ik terechtgekomen bij het sociaal pension van HVO-Querido. Samen met mijn persoonlijk begeleider heb ik goede afspraken gemaakt; Ik weet wat de mogelijkheden zijn. Nu is het aan mij om mijzelf daarin te bewijzen.
Ik ontvang € 25 zakgeld per week en overdag probeer ik de daklozenkrant te verkopen. Zeker zo prettig is het feit dat mijn drugsgebruik nu gereguleerd is. Dat schept rust, want ik hoef me niet meer druk te maken over mijn dagelijkse dosering. Aandachtspunten zijn goed eten, persoonlijke verzorging en huishoudelijke taken. Dat kan nog steeds beter. Maar ik voel me serieus genomen; mijn wens om op termijn te verhuizen naar een meer zelfstandige woonvorm wordt niet meer onder het tapijt geschoven. Daar moet ik dan nog wel hard aan werken. Maar ik ga ervoor. Mijn dagelijks leven is een stuk prettiger en, belangrijker nog, ik heb weer perspectieven. Ooit, vroeger, heb ik geschiedenis gestudeerd. Misschien dat het me zal lukken daar nog iets mee te doen.”
RIBW Alliantie
Wibautstraat 133
1097 DN Amsterdam
tel. 020-561 90 90
email: info@ribwalliantie.nl
De Mythe van de Psychiatrische Afwijking. Door Thomas S. Szasz (1960)
“Onze tegenstanders zijn niet de demonen, de heksen, het lot of de psychiatrische afwijking. Wij hebben geen vijand die wij kunnen bestrijden, uitdrijven of verjagen door te “genezen”. Wat we hebben zijn levensproblemen – of dat nu biologische, economische, politieke of socio-psychologische zijn.”
Noot van de vertaler
Thomas Szasz publiceerde dit essay onder de titel: “The Myth of Mental Illness”. In de zestiger jaren van de vorige eeuw had dit nog vertaald mogen worden als “De Mythe van de Geestesziekte”. Maar dat mag niet meer. Tijden veranderen en daarmee de etiketten, die dezelfde lading dekken. Gek, krankzinnig en geestesziek, zijn vervangen door prachtige eufemismen in de DSM-IV (het diagnistisch handboek voor de psychiatrie). De keuze hier was tussen psychische of psychiatrische stoornis, afwijking of aandoening, maar in wezen komen die allemaal op hetzelfde neer en zijn onderling verwisselbaar.
Inleiding
Het is inmiddels meer dan veertig jaar geleden dat Thomas Szasz dit artikel publiceerde. Er zullen mensen zijn die zeggen dat het achterhaald is, dat het niet meer van deze tijd is, dat de wetenschap vooruitgang geboekt heeft en dat we nu wel beter weten. Niets is minder waar. Nog steeds gaat de wetenschap uit van het concept dat psychiatrische aandoeningen hersenziekten zijn, genetische afwijkingen, mutaties, biochemische verstoringen en op zijn best een combinatie van die factoren, zonder zich te bekommeren om de vraag waar die veranderingen vandaan komen.
Dat is de vraag die Szasz zich stelt en die de huidige wetenschap nog steeds zorgvuldig uit de weg gaat. Wie durft de arrogante pretentie te koesteren dat hij iemand anders gestoord acht? Wie durft het in zijn hoofd te halen dat hij anderen kan begrijpen als hij zichzelf niet begrijpt? “Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet?” (Matth.7:3) Szasz legt het valse fundament van de psychiatrie bloot , de bemodderde spiegels die de therapeuten hun patiënten voorhouden, de vooroordelen en oneigenlijke en bedrieglijke hypothesen waarop het hele bouwwerk gefundeerd is. De illusie dat wij in de best denkbare wereld leven, mag niet verstoord worden. Wij zijn ondankbaar als wij twijfelen aan de zegeningen van deze gedrochtelijke maatschappij (Thomasevangelie, logion 56: “Wie de wereld heeft begrepen, heeft een lijk gevonden. En wie een lijk gevonden heeft, de wereld is hem niet waardig”), die door generaties met bloed, zweet en tranen is geconstrueerd. Wij leren ons af te sluiten voor de keerzijde van de medaille, wij moeten hard worden, doen alsof er niets aan de hand is, wij moeten eelt op onze ziel kweken, de schone schijn handhaven en leren blind en doof te zijn. En als wij dat niet meer kunnen worden we krankzinnig verklaard, zijn we ondankbaar, overtreden we de spelregels en worden we door de belangenbehartigers van de gevestigde orde gedrogeerd, geëlektroshocked en opgesloten. Vanuit het ideaalbeeld van de mens is iedereen gestoord, heeft iedereen een balk in zijn eigen oog en de grootst gemene balk heet “normaal” en de “normalen” noemen de anderen gestoord. De “normalen” bepalen de grens waarbij angst, jaloezie, haat, eerzucht, ijdelheid, verdriet, overgaat in “abnormaal”. Zij zijn de norm en hun wereldbeeld deugt.
Dat laat Szasz zien en er is sinds hij dit publiceerde wezenlijk niets veranderd.
De Mythe van de Psychiatrische Afwijking
Door Thomas S. Szasz (1960)
Voor het eerst gepubliceerd in American Psychologist, 15, 113-118
De bedoeling van dit artikel is de vraag “bestaat er zoiets als een psychiatrische afwijking?” aan de orde te stellen en te betogen dat die niet bestaat. Aangezien het begrip psychiatrische afwijking tegenwoordig zeer uitgebreid gebruikt wordt, lijkt het in het bijzonder wenselijk, de manieren waarop deze term gebruikt wordt te onderzoeken. Vanzelfsprekend is de psychiatrische afwijking niet letterlijk een “ding” – of stoffelijk voorwerp – en kan daarom alleen op dezelfde manier “bestaan” als waarop andere theoretische begrippen bestaan. Toch worden bekende theorieën vroeg of laat gewoonlijk – tenminste door degenen die er in gaan geloven – als “objectieve waarheden” (of “feiten”) voorgesteld. Tijdens bepaalde historische tijdperken traden verklarende voorstellingen, zoals goden, heksen en micro-organismen, niet slechts als theorieën maar als vanzelfsprekende oorzaken van een heleboel gebeurtenissen op. Ik beweer dat hedentendage de psychiatrische afwijking alom op een enigszins gelijke wijze bekeken wordt, namelijk als de oorzaak van ontelbare en uiteenlopende gebeurtenissen. Laten wij ons, als tegengif tegen het aanmatigende gebruik van het begrip psychiatrische afwijking – hetzij als een vanzelfsprekend fenomeen, hetzij als theorie of oorzaak – de volgende vraag stellen: wat wordt er bedoeld als er beweerd wordt dat iemand gestoord is?
In het volgende zal ik een korte beschrijving geven van de belangrijkste manieren waarop het begrip psychiatrische afwijking gebruikt wordt. Ik zal bewijzen dat dit begrip, hoe nuttig het ooit geweest moge zijn, zichzelf heeft overleefd en dat het nu alleen nog als een handige mythe functioneert.
De psychiatrische afwijking als een teken van hersenziekte
Het begrip psychiatrische afwijking ontleent zijn belangrijkste steun aan verschijnselen zoals hersensyphilis of delirante toestanden – bijvoorbeeld vergiftigingsverschijnselen – waarbij bekend is dat personen een aantal eigenaardigheden of verstoringen in denken en gedrag vertonen. Om precies te zeggen zijn dit echter ziekten van de hersenen en niet van de geest. Volgens een bepaalde school zijn alle zogenaamde psychiatrische afwijkingen van dit type. Men neemt aan dat er uiteindelijk een of ander neurologisch defect, misschien een heel subtiel, voor alle aandoeningen in denken en gedrag gevonden zal worden. Veel hedendaagse psychiaters, artsen en andere wetenschappers delen deze mening. Dit standpunt houdt in dat mensen geen problemen – uitgedrukt in wat nu “psychiatrische afwijking” heet – tengevolge van verschillen in persoonlijke behoeften, meningen, maatschappelijke ambities kunnen hebben.
Alle levensproblemen worden toegeschreven aan biochemische processen, die te zijner tijd door medisch onderzoek ontdekt zullen worden.
“Psychiatrische afwijkingen” worden op die manier wezenlijk niet anders beschouwd dan als alle andere ziekten (dat wil zeggen lichamelijke). Vanuit dit oogpunt is het enige verschil tussen geestelijke en lichamelijke ziekten, dat de eerste, door de hersenen aan te tasten, zich uiten door middel van psychische symptomen; terwijl de laatste, door andere orgaansystemen aan te tasten (bijvoorbeeld de huid, de lever enz.,) zich uiten door middel van symptomen, die verwijzen naar die bepaalde lichaamsdelen. Dit standpunt berust op en geeft, naar mijn mening, uitdrukking aan twee fundamentele vergissingen.
Op de eerste plaats: welke symptomen van het centrale zenuwstelsel zouden dan moeten corresponderen met een huiduitslag of een botbreuk? Het kan niet een of andere emotie of ingewikkeld stukje gedrag zijn. Eerder zou dat blindheid of een verlamming van enig lichaamsdeel moeten geven. Het grote probleem is, dat een ziekte van de hersenen, analoog aan een ziekte van de huid of het bot, een neurologisch defect is en geen levensprobleem. Een defect, bijvoorbeeld, in iemands gezichtsveld, kan bevredigend verklaard worden door het in verband te brengen met bepaalde duidelijk omschreven beschadigingen in het zenuwstelsel. Aan de andere kant kan het geloof van iemand – of dat nou zijn geloof in het Christendom, in het Communisme, of in het idee dat zijn inwendige organen “aan het rotten zijn” en dat zijn lichaam in feite al “dood” is – niet verklaard worden uit een defect of ziekte van het zenuwstelsel. Verklaring van dit soort voorvallen – aangenomen dat men belang stelt in het geloof zelf en het niet gewoon als een “symptoom” of uitdrukking van iets anders dat interessanter is, ziet – moet langs andere wegen gezocht worden.
De tweede vergissing, die gemaakt wordt door complex psycho-sociaal gedrag, bestaande uit communicatie over onszelf en de wereld rondom ons, slechts als symptomen van neurologisch functioneren te beschouwen, is van epistemologische aard. Het is, met andere woorden, een vergissing die geen betrekking heeft op bepaalde fouten in de observatie of de redenering als zodanig, maar eerder in de manier waarop wij onze kennis ordenen en uitdrukken. In dit geval ligt de vergissing in het scheppen van een symmetrisch dualisme tussen psychische en fysieke (of lichamelijke) symptomen. Dat is een dualisme dat alleen maar een taalgewoonte is en waarbij geen bekende daarmee corresponderende symptomen gevonden kunnen worden. Laten we eens kijken of dat zo is. Als we in de medische praktijk praten over fysieke ontregelingen, dan bedoelen we óf signalen (koorts, bijvoorbeeld) óf symptomen (pijn, bijvoorbeeld). Aan de andere kant spreken we over psychische symptomen, als we het hebben over de communicatie van de patiënt over zichzelf, anderen en de wereld rondom hem. Hij zou kunnen beweren dat hij Napoleon is of dat hij achtervolgd wordt door de Communisten. Dit kunnen alleen als psychische symptomen beschouwd worden, als de waarnemer gelooft, dat de patiënt niet Napoleon is of dat hij niet door de Communisten achtervolgd wordt. Dit maakt duidelijk, dat de bewering dat “X een psychisch symptoom is” inhoudt, dat er een oordeel gegeven wordt. Dat oordeel brengt bovendien een verkapte vergelijking of overeenstemming van de ideeën, opvattingen of geloof van de patiënt met die van de waarnemer en van de maatschappij waarin zij leven, met zich mee. Het begrip “psychisch symptoom” is daarom onlosmakelijk verbonden met de maatschappelijke (incluis ethische) context waarin het gecreëerd wordt, op precies dezelfde manier waarop het begrip lichamelijk symptoom verbonden is met een anatomische en genetische context (Szasz 1957a, 1957b).
Wat tot nu is gezegd samenvattend : ik heb geprobeerd te laten zien dat voor diegenen, die psychische symptomen als tekenen van een hersenziekte beschouwen, de opvatting van een psychiatrische afwijking onnodig en misleidend is. Want wat zij bedoelen is dat mensen, die zo geëtiketteerd worden, lijden aan ziekten van de hersenen; en als dat het is wat zij bedoelen, dan zou het ter wille van de helderheid beter zijn als zij dat zouden zeggen en niet iets anders.
De psychiatrische afwijking als naam voor levensproblemen
De term “psychiatrische afwijking” wordt alom gebruikt om iets, dat heel iets anders dan een hersenziekte is, te beschrijven. Veel mensen nemen tegenwoordig vanzelfsprekend aan dat het leven niet eenvoudig is. De last van het leven voor de moderne mens hangt bovendien niet zozeer af van een strijd om biologisch te overleven, als wel door de spanningen en inspanningen, die onlosmakelijk verbonden zijn met de maatschappelijke omgang van ingewikkelde menselijke persoonlijkheden. In dit verband wordt het begrip psychiatrische afwijking gebruikt om allerlei eigenschappen van de zogenaamde persoonlijkheid van het individu te identificeren of te beschrijven.
De psychiatrische afwijking – om zo te zeggen, als een deformatie van de persoonlijkheid – wordt daarmee beschouwd als de oorzaak van de menselijke disharmonie. Deze opvatting impliceert, dat de maatschappelijke omgang tussen mensen als iets inherents harmonieus beschouwd wordt, en dat verstoring daarvan alleen maar te wijten is aan de aanwezigheid van een “psychiatrische afwijking” bij veel mensen.
Dit is overduidelijk een bedrieglijke redenering, want het maakt de abstractie “psychiatrische afwijking” tot een oorzaak, hoewel deze abstractie zelfs op de eerste plaats in het leven geroepen is om alleen maar als stenografische uitdrukking te dienen voor bepaalde typen van menselijk gedrag. Het wordt zo langzamerhand nodig ons de volgende vraag te stellen: “Wat voor soorten gedrag worden als indicatief voor een psychiatrische afwijking beschouwd en door wie?”
De opvatting van ziekte, hetzij lichamelijk of psychisch, houdt een afwijking van een of andere helder gedefinieerde norm in. In het geval van een fysieke ziekte is de structurele en functionele integriteit van het menselijk lichaam de norm. Derhalve kan wat gezondheid is, ofschoon de wenselijkheid van een fysieke gezondheid als zodanig een ethische waarde is, in anatomische en fysiologische termen gesteld worden. Maar wat is de norm, waar het afwijken daarvan als een psychiatrische afwijking beschouwd kan worden? Deze vraag is niet gemakkelijk te beantwoorden. Maar wat deze norm ook moge zijn, we kunnen maar van één ding zeker zijn: namelijk dat het een norm is, die vastgesteld moet kunnen worden in termen van psycho-sociale, ethische, en wettelijke opvattingen. Begrippen, bijvoorbeeld als “buitensporige verdringing” of “handelen vanuit een onbewuste impuls” verduidelijken het gebruik van psychologische begrippen bij het oordelen over (zogenaamde) geestelijke gezondheid en ziekte. Het idee dat chronische vijandigheid, wraaklust of echtscheiding duiden op een psychiatrische afwijking kan een illustratie zijn van het gebruik van ethische normen (dat wil zeggen de wenselijkheid van liefde, vriendelijkheid en een evenwichtige huwelijksrelatie). Tot slot illustreert de wijdverbreide psychiatrische mening, dat alleen een psychisch ziek persoon een moord kan plegen, het gebruik van een rechtskundige opvatting als norm voor geestelijke gezondheid. De norm van waaruit, telkens als men het heeft over een psychiatrische afwijking, die afwijking wordt afgemeten, is een psycho-sociale en ethische. Toch wordt de oplossing gezocht in termen van medische maatregelen die – naar men hoopt en aanneemt – vrij zijn van grote verschillen in ethische waarde. De definitie van de afwijking en de voorwaarden waarop naar de behandeling ervan gezocht wordt zijn daarom hevig met elkaar in strijd. De praktische betekenis van dit verhulde conflict tussen de zogenaamde aard van het defect en de behandeling kan nauwelijks overdreven worden.
Nu we de maatstaven, die in gevallen van psychiatrische afwijkingen gebruikt worden (bldz.115), hebben vastgesteld, keren we terug naar de vraag: “Wie bepaalt de normen en dus de afwijking?”. Hier kunnen twee basis-antwoorden gegeven worden: (a) Het kan de persoon zelf zijn (dat wil zeggen de patiënt) die bepaalt dat hij afwijkt van een norm. Een kunstenaar bijvoorbeeld kan geloven dat hij aan een werkblokkade lijdt; en dan kan hij van deze conclusie werk maken door voor zichzelf bij een psychotherapeut hulp te zoeken. (b) Het kan iemand anders dan de patiënt zijn, die beslist dat de laatste gestoord is (bijvoorbeeld verwanten, artsen, wettelijke autoriteiten, de maatschappij in het algemeen, etc.). In zo’n geval kan de psychiater door anderen ingehuurd worden om iets met de patiënt te doen om de afwijking te corrigeren. Deze overwegingen onderstrepen het belang van de vraag:
Wiens belangenbehartiger is de psychiater?
en om op die vraag een helder antwoord te geven (Szasz, 1956,1958). Het wordt nu duidelijk dat de psychiater (psycholoog of niet-medische psychotherapeut) de belangenbehartiger van de patiënt, van de familieleden, van de school, van het leger, van een bedrijfsorganisatie, rechtbank, enzovoorts, kan zijn. Als we dus spreken over de psychiater als belangenbehartiger van deze personen of organisaties, houdt dat niet noodzakelijkerwijs in dat zijn waarden aangaande normen, of zijn ideeën en doelstellingen aangaande de wezenlijke aard van de hulpactie, samenvallen met die van zijn opdrachtgever. Een patiënt kan bijvoorbeeld, in een individuele psychotherapie, geloven dat zijn redding in een nieuw huwelijk ligt; zijn psychotherapeut hoeft deze hypothese niet te delen. Als belangenbehartiger echter van zijn patiënt moet hij zich onthouden van het druk uitoefenen op de patiënt met maatschappelijke of wettelijke drang, om hem ervan te weerhouden zijn geloof in actie om te zetten. Als hij een overeenkomst met de patiënt heeft, kan de psychiater (psychotherapeut) het met hem oneens zijn of hij kan zijn behandeling stoppen; maar hij kan niet anderen inschakelen om de ambities van de patiënt te belemmeren. Evenmin hoeft een psychiater, als hij door de rechtbank wordt ingeschakeld om de gezondheid van een crimineel vast te stellen, helemaal achter de wettelijke waarden en bedoelingen van de autoriteiten ten opzichte van de crimineel en de middelen die hem ten dienste staan om hem te behandelen, te staan. Maar het wordt de psychiater bijvoorbeeld uitdrukkelijk belet te stellen, dat het niet de crimineel is die “ziek” is, maar de mensen, die de wet hebben geschreven, op basis waarvan juist deze daden als “crimineel” veroordeeld worden. Men kan zo’n mening natuurlijk wel vertolken, maar niet in een gerechtszaal en niet door een psychiater, wiens werk bestaat uit het hof in zijn dagelijks werk te assisteren.
Kort samengevat: in het tegenwoordige maatschappelijk gebruik, wordt het vinden van een psychiatrische afwijking bewerkstelligd, door een afwijking in het gedrag van bepaalde psycho-sociale, ethische of wettelijke normen vast te stellen. Die beoordeling kan, net als in de geneeskunde, door de patiënt, de dokter (psychiater), of anderen gemaakt worden.
Men is uiteindelijk geneigd de behandeling binnen een therapeutisch – of ogenschijnlijk medisch – raamwerk te zoeken, waarbij een situatie gecreëerd wordt waarin men beweert, dat psycho-sociale, ethische, en/of wettelijke afwijkingen door (zogenaamd) medisch handelen gecorrigeerd kunnen worden. Aangezien medisch handelen bedoeld is om alleen medische afwijkingen te corrigeren, lijkt het logischerwijs absurd te verwachten dat het zal helpen problemen op te lossen, waarvan juist het bestaan op niet-medische gronden gedefinieerd en gebaseerd is. Ik denk dat deze overwegingen vruchtbaar toegepast kunnen worden bij het hedendaagse gebruik van tranquillizers en meer in het algemeen, bij wat men mag verwachten van medicijnen voor verbetering of oplossing van problemen in het menselijk leven, van wat voor soort dan ook.
De rol van de ethiek in de psychiatrie
Alles wat mensen doen – in tegenstelling tot dingen die hen overkomen (Peters, 1958) – vindt plaats binnen een waarde-context. In brede zin is geen enkele menselijke activiteit verstoken van ethische implicaties. Als de waarden, die aan bepaalde activiteiten ten grondslag liggen, alom gedeeld worden, kunnen degenen die aan die activiteiten deelnemen met z’n allen die waarden uit het zicht verliezen. Het vak geneeskunde bevat, net als zuivere wetenschap (onderzoek bijvoorbeeld) en technologie (bijvoorbeeld medische behandeling) veel ethische overwegingen en oordelen. Helaas worden deze vaak ontkend, vergoelijkt, of gewoon uit het gezichtsveld geweerd; want het ideaal van de medische professie, net als dat van de mensen die haar dienen, lijkt te bestaan in het hebben van een zogenaamde waardevrije geneeskunde. Dit fijngevoelige beeld wordt uitgedrukt door zaken als de bereidheid van dokters om patiënten te behandelen en te helpen, ongeacht hun godsdienstige of politieke overtuigingen, of ze rijk zijn of arm, enz. Hoewel er wellicht een aantal argumenten zijn voor dit geloof – ofschoon dit een opvatting is die zelfs in dit opzicht niet indrukwekkend waar is – toch blijft het een feit, dat ethische overwegingen een uitgebreid gebied van menselijke aangelegenheden bestrijken. Door de medische praktijk ten opzichte van een aantal bepaalde waardevragen te neutraliseren, hoeft en kan niet betekenen dat die van al dit soort waarden vrij kan blijven. De medische praktijk is innig met de ethiek verbonden en het eerste wat we moeten doen, lijkt me, is dit helder en duidelijk te maken. Ik zal (pag.116) dit onderwerp hier laten rusten, omdat het ons in dit essay niet specifiek aangaat. Laat ik de lezer, om geen enkele onduidelijkheid te laten bestaan over de manier waarop of waar ethiek en geneeskunde elkaar ontmoeten, vraagstukken als anticonceptie, abortus, zelfmoord en euthanasie in herinnering brengen, als slechts enkele van de hoofdterreinen van het huidige medisch-ethisch dispuut.
Naar mijn mening is de psychiatrie veel nauwer met de ethische problematiek verbonden dan de geneeskunde. Ik gebruik hier het woord “psychiatrie” met verwijzing naar dat tegenwoordige vakgebied, dat zich bezighoudt met levensproblemen (en niet met hersenaandoeningen, want dat zijn problemen voor de neuroloog). Problemen in menselijke relaties kunnen alleen geanalyseerd, geïnterpreteerd en betekenis gegeven worden binnen de gegeven maatschappelijke en ethische context. Het maakt dus wel degelijk verschil – ondanks argumenten die het tegendeel beweren – wat die maatschappij-ethische intenties van de psychiater nou net zijn; want die zullen zijn ideeën, over wat er met de patiënt mis is, over wat commentaar of interpretatie verdient en in welke mogelijke richtingen verandering wenselijk zou zijn, enzovoorts, beïnvloeden. Zelfs in de eigenlijke geneeskunde spelen deze factoren een rol, zoals bijvoorbeeld in de verschillende attitudes die artsen, afhankelijk van hun godsdienstige bindingen, ten opzichte van zaken als anticonceptie en de therapeutische abortus, hebben. Zou er nou echt iemand zijn die gelooft dat de ideeën van een psychotherapeut over godsdienstig geloof, slavernij of zulke andere onderwerpen, geen rol spelen in de uitoefening van zijn vak? Als dat wel verschil uitmaakt, wat kunnen we daaruit dan afleiden? Lijkt het dan niet terecht dat we verschillende psychiatrische therapieën zouden moet hebben – elk nadrukkelijk kenbaar aan de ethische standpunten die zij belichamen – voor laten we zeggen Katholieken en Joden, voor godsdienstige mensen en voor agnostici, voor democraten en communisten, voor blanke suprematisten en negers, enzovoort? Als we kijken hoe de psychiatrie (in het bijzonder in de Verenigde Staten) in feite wordt uitgeoefend, zien we dat mensen psychiatrische hulp zoeken in overeenstemming met hun maatschappelijke status en ethische overtuigingen (Hollingshead & Redlich, 1958) Dit zou ons niet meer moeten verbazen, dan wanneer ons verteld wordt, dat praktiserende Katholieken zelden anticonceptie-klinieken bezoeken.
Het voorgaande standpunt, dat inhoudt dat hedendaagse psychotherapeuten meer met levensproblemen dan met psychiatrische afwijkingen en de genezing daarvan te maken hebben, is in tegenspraak met een huidige gangbare bewering, waarin men stelt dat de psychiatrische afwijking net zo “echt” en “objectief” is als de lichamelijke ziekte. Dat is een verwarrende bewering, omdat nooit duidelijk is wat men met woorden als “echt” en “objectief” bedoelt. Ik vermoed echter, dat wat door degenen die dit standpunt propageren bedoeld wordt is, om in de gangbare opvatting het idee te introduceren, dat de psychiatrische afwijking een soort ziekte-eenheid is, net als een infectie of een maligniteit.
Als dat waar zou zijn zou men psychiatrische afwijkingen kunnen oplopen of krijgen, men zou ze kunnen hebben of met zich mee kunnen dragen, men zou ze op anderen kunnen overdragen en tenslotte zou men er kunnen afkomen. Naar mijn mening is er geen schijn van bewijs dat zo’n idee ondersteunt. Daarentegen wijzen alle bewijzen een andere richting uit en ondersteunen het idee dat, wat mensen een psychiatrische afwijking noemen, grotendeels communicatie is, die onaanvaardbare ideeën, bovendien vaak in een ongewoon idioom gegoten, tot uitdrukking brengt. De strekking van dit essay staat mij slechts toe deze alternatieve theoretische benadering van deze kwestie te vermelden (Szasz, 1957c).
Dit is niet de plaats om op de overeenkomsten en verschillen tussen lichamelijke en psychische ziekten in detail in te gaan. Het is hier voor ons voldoende slechts een belangrijk verschil tussen die twee te benadrukken: namelijk waar de lichamelijke ziekte verwijst naar algemene, fysisch-chemische gebeurtenissen, wordt het begrip psychiatrische afwijkingen gebruikt om meer persoonlijke, socio-psychologische gebeurtenissen, waar de waarnemer (de diagnostici) zelf deel van uitmaakt, in een systeem onder te brengen. Met andere woorden: de psychiater staat niet buiten hetgeen hij waarneemt, maar is met de passende benaming van Harry Stack Sullivan: een “deelnemende waarnemer”. Dat betekent dat hij vast zit aan het beeld van wat hij als de werkelijkheid beschouwt – en waarvan hij denkt dat de maatschappij het als de werkelijkheid beschouwt – en in het licht van deze overwegingen observeert en beoordeelt hij het gedrag van de patiënt.
Dit raakt onze eerdere waarneming, dat het begrip psychisch symptoom zelf al een vergelijking inhoudt tussen de waarnemer, de psychiater en de patiënt. Dit is zo overduidelijk, dat men mij zou kunnen beschuldigen van het debiteren van trivialiteiten.. Laat ik daarom nogmaals stellen, dat mijn bedoeling van het aanhalen van dit argument was om nadrukkelijk een gangbare hedendaagse tendens om de morele aspecten van de psychiatrie (en psychotherapie) te ontkennen en daarvoor in de plaats zogenaamde waardevrije medische overwegingen te stellen, te bekritiseren en te weerleggen. Psychotherapie wordt bijvoorbeeld wijdverbreid op een manier uitgeoefend alsof het niets anders behelst dan het terugvoeren van de patiënt uit een toestand van psychisch ziekzijn, naar geestelijk een toestand van gezondzijn. Terwijl algemeen aangenomen wordt, dat de psychiatrische afwijking iets met de maatschappelijke (of interpersoonlijke) betrekkingen van de mens heeft te maken, wordt paradoxaal genoeg volgehouden dat waarde-vraagstukken (wat wil zeggen: ethische) in dit proces niet voorkomen (pag.117) (Noot 1). Toch zou in zekere zin veel psychotherapie over niets anders moeten gaan dan over het verhelderen en het afwegen van de doelen en waarden – waarvan vele onderling tegenstrijdig kunnen blijken – en de middelen waarmee deze het beste met elkaar in overeenstemming gebracht, gerealiseerd of afgeschaft zouden kunnen worden.
De verscheidenheid van menselijke waarden en de wijzen waarop die gerealiseerd kunnen worden is zo uitgebreid en velen daarvan blijven zo weinig onderkend, dat ze wel moeten leiden tot conflicten in menselijke relaties. Te stellen dat menselijke relaties op alle nivo’s – van moeder tot kind, tussen man en vrouw, van land tot land – vol zitten met stress, spanning en disharmonie, is inderdaad nogmaals een open deur intrappen. Toch kan het voor de hand liggende ook verkeerd begrepen worden. Dit is, denk ik, wat hier aan de hand is. Want het lijkt mij dat wij – tenminste in onze wetenschappelijke gedragstheorieën – er niet in geslaagd zijn het simpele feit te aanvaarden dat menselijke relaties onafscheidelijk belast zijn met problemen en dat het deze, zelfs redelijk, harmonieus maken, veel geduld en moeizame arbeid vergt. Ik ben van mening, dat de opvatting van de psychiatrische afwijking nu gebruikt wordt om bepaalde problemen te verdoezelen, die op dit moment onlosmakelijke – niet dat dat betekent dat ze onveranderlijk zijn – verbonden zijn met de maatschappelijke omgang van mensen. Als dat waar is, functioneert deze opvatting als een dekmantel; in plaats van het aandacht te vraagt voor tegenstrijdige menselijke behoeften, ambities en waarden, levert het begrip psychiatrische afwijking een amoreel en onpersoonlijk “ding” (een “ziekte”) als verklaring voor levensproblemen op (Szasz 1959). In dit verband kunnen we herinneren aan het feit dat het nog niet zolang geleden duivels en heksen waren, die verantwoordelijk gehouden werden voor de problemen van mensen in hun maatschappelijke leven. Het geloof in de psychiatrische afwijking als iets anders dan de moeite die het de mens kost in de omgang met zijn medemens, is de ware erfgenaam van het geloof in demonen en hekserij. De psychiatrische afwijking bestaat en is “echt” op dezelfde manier waarop heksen bestonden of “echt” waren.
Keuze, verantwoordelijkheid en psychiatrie
Ik heb weliswaar aangetoond dat de psychiatrische afwijking niet bestaat, maar ik heb duidelijk niet gezegd dat de maatschappelijke en psychologische gebeurtenissen, waarop dit etiket doorgaans geplakt wordt, ook niet bestaan. Net als de persoonlijke en maatschappelijke ellende, die mensen in de Middeleeuwen hadden, zijn ze echt genoeg. Het zijn de etiketten die wij hen geven en wat wij daarmee doen nadat we ze geëtiketteerd hebben, waar wij ons zorgen over maken. Hoewel ik hier niet verder op de zich vertakkende implicaties van dit probleem kan ingaan, is het de moeite waard op te merken, dat een demonologische opvatting van levensproblemen, aanleiding heeft gegeven tot therapie langs theologische lijnen. Tegenwoordig houdt het geloof in de psychiatrische afwijking niet slechts een therapie langs medische en therapeutische wegen in maar vereist dat zelfs. Wat de gedachtengang, die hier uiteengezet wordt, inhoudt is iets heel anders. Het ligt niet in mijn bedoeling een nieuwe opvatting van “psychiatrische ziekte” of een nieuwe vorm van “therapie” te introduceren. Mijn doel is bescheidener en toch ook ambitieuzer, namelijk om het voorstel te doen het verschijnsel dat nu psychiatrische afwijkingen genoemd wordt, opnieuw en eenvoudiger te bezien, dat het geschrapt wordt uit de ziekte-categorie en dat het beschouwd wordt als uitdrukking van het geworstel van de mens met de vraag hoe hij zou moeten leven. Het laatste is duidelijk een groot probleem, waarvan de gruwelijkheid niet alleen het onvermogen van de mens het hoofd te bieden aan zijn omgeving weerspiegelt, maar nog meer zijn groeiende zelf-reflectie.
Naar aanleiding van levensproblemen, verwijs ik verder naar die waarlijk explosieve kettingreactie, die begon met de val van de mens uit de Goddelijke gratie, door het eten van de vrucht van de boom van kennis van goed en kwaad. Het bewustzijn van de mens van zichzelf en de wereld rondom hem, lijkt een doorlopend uitdijend bewustzijn met in zijn kielzog een steeds grotere last van het verstand ( een uitdrukking ontleend aan Suzanne Langer 1953). Deze last is dus te verwachten en moet niet verkeerd begrepen worden. Ons enige rationeel hulpmiddel ter verheldering is meer begrip en een op zo’n begrip gebaseerde passend actie. Het voornaamste alternatief ligt in het doen alsof de last niet is wat wij feitelijk voelen wat die is en in het toevlucht zoeken in een ouderwetse theologische kijk op de mens. In de laatste opvatting modelleert de mens zijn leven en veel van de wereld rondom hem niet, maar volgt hij slechts zijn lot in een door opperwezens geschapen wereld. Dit kan vanzelfsprekend leiden tot een pleidooi voor een niet verantwoordelijk zijn ten opzicht van ogenschijnlijk ondoorgrondelijke problemen en moeilijkheden. Toch lijkt het niet waarschijnlijk dat, als de mens er niet in slaagt een groeiende verantwoordelijkheid voor zijn handelen te nemen, een of andere hogere macht of wezen die taak op zich zal nemen en die last voor hem zal dragen. Bovendien lijkt dit in de menselijke geschiedenis allesbehalve de juiste tijd om de vraag naar de verantwoordelijkheid van de mens voor zijn daden te verdoezelen, door die met de mantel van een allesverklarende opvatting over de psychiatrische afwijking te bedekken.
Conclusie
Ik heb geprobeerd te laten zien, dat het begrip psychiatrische afwijking zichzelf, hoe nuttig het ook geweest moge zijn, heeft overleefd en nu nog slechts functioneert als een handige mythe. Als zodanig is het een ware erfgenaam van de religieuze mythen in het algemeen en van het geloof in heksen in het bijzonder; de rol van al deze geloofssystemen was om als “maatschappelijke tranquillizers” te dienen en daardoor de hoop te voeden dat beheersing van bepaalde specifieke problemen door middel van vervangende (magisch-symbolische) handelingen bereikt zou kunnen worden. Het begrip psychiatrische afwijking dient dus hoofdzakelijk om het alledaagse feit te verdoezelen, dat het leven voor de meeste mensen een doorlopende worsteling is, niet om biologisch te overleven, maar voor “een plaats onder de zon”, zielerust, of wat voor andere menselijke waarde ook. Als voor de mens, die zich bewust is van zichzelf en de wereld rondom hem, de noodzaak zijn lichaam (en wellicht zijn soort) in stand te houden min of meer bevredigd is, rijst de vraag wat hij met zichzelf aan moet. Trouw blijven aan de mythe van de psychiatrische afwijking, stelt mensen in staat dit probleem onder ogen te zien en uit de weg te gaan, in het geloof dat geestelijke gezondheid, opgevat als de afwezigheid van een psychiatrische afwijking, hen automatisch verzekert van het maken van juiste en veilige keuzes in de manier waarop zij hun leven leiden. Maar de feiten zijn volmaakt anders. Het is juist het maken van goede keuzes in het leven dat anderen achteraf als een goede geestelijke gezondheid zien!
De mythe van de psychiatrische afwijking zet ons bovendien aan om te geloven in de logische gevolgtrekking ervan: dat de maatschappelijke betrekkingen harmonieus, bevredigend en de zekere basis voor een “goed leven” zijn, als die maar niet ontwricht zouden worden door invloeden van psychiatrische afwijkingen of “psychopathologie”.
De mogelijkheid voor een universeel menselijk geluk lijkt mij, tenminste in deze vorm, slechts weer een voorbeeld van het soort ik-wou-dat-het-waar-was luchtkasteel. Ik geloof (*) dat menselijk geluk of welbevinden tot een tot nu toe onvoorstelbaar grote schaal, en niet alleen voor een uitverkoren minderheid, mogelijk is. Dit doel kan echter alleen bereikt worden met behulp van veel mensen en niet slechts door een minderheid, die bereid en in staat is zijn persoonlijke, maatschappelijke en ethische conflicten aan te pakken. Dit betekent dat ze de moed en eerlijkheid moeten hebben eerst het gevecht met valse façades, van het oplossingen te vinden voor surrogaatproblemen, aan te gaan – bijvoorbeeld het gevecht aangaan tegen brandend maagzuur en chronische vermoeidheid in plaats van een huwelijksconflict onder ogen zien.
Onze tegenstanders zijn niet de demonen, de heksen, het lot of de psychiatrische afwijking. Wij hebben geen vijand die wij kunnen bestrijden, uitdrijven of verjagen door te “genezen”. Wat we hebben zijn levensproblemen – of dat nu biologische, economische, politieke of socio-psychologische zijn.
In dit essay heb ik mij alleeen bezig gehouden met problemen die tot de laatste soort behoren en binnen deze groep hoofdzakelijk met diegene, die betrekking hebben op morele waarden. Het gebied waarop de moderne psychiatrie zich richt is uitgebreid en ik heb geen poging gedaan dit hele gebied te bestrijken. Mijn onderwerp is beperkt gebleven tot de stelling, dat de psychiatrische afwijking een mythe is, wier functie is de bittere pil van morele conflicten in menselijke betrekkingen te vergulden en zo tot een smakelijk hapje te maken.
Bericht van R.Donker,
De week van de psychiatie?Grote klets is het want psychiatrie is een schijnwetenschap in het leven geroepen door mensen met eigenbelangen zoals dat vroeger ging met het Christendom en andere religies.
Met de bijbel en het handboek van de psychiatrie DSM IV in de hand kan je iedereen met een geestelijk dipje van alles wijs maken en waar de pharmaceutische industrie goud geld aan verdiend.
De meeste zogenaamde “geestelijke stoornissen” zijn ontstaan in begin jaren 80 van de vorige eeuw met het aantreden van het kabinet Lubbers I en toen begon de ratrace om geld en macht en nog meer materieel bezit en tegelijkertijd werd de Nederlander geestelijker armer en een slaaf van zijn of haar en andermans bankrekening en was er voor vrije tijd en ontspanning geen ruimte meer.
En wie profiteerde daarvan? De alles verslindende en verspillende CDA Rijksoverheden die als een club psychopaten parasiteerden op de werkende bevolking en hen paaien met loze beloftes en schijjninspraak en vooral strooien met subsidies.
Geen wonder dat je dan het overzicht verliest in je leven door al dat gemekker van blatende schapen die een zielloze herder volgen naar de slachtbank.
Crisis bij Flevolandse daklozenopvang
22.12.09 • 1 reactie
De nachtopvang voor daklozen van het Leger des Heils in Almere en Lelystad zit ‘afgeladen vol’. Dat zei persoonlijk begeleider Ellen Schreuder van het Leger des Heils maandag. ‘Het is echt crisis’.
Extra mensen
Het Leger des Heils heeft het aantal plekken al uitgebreid van twaalf naar twintig, maar dat is nog altijd niet voldoende. Het Leger des Heils heeft extra mensen opgeroepen zodat iedereen die aanklopt, kan worden opgevangen. Alleen in Almere en Lelystad is een opvang, de andere plaatsen in de provincie sturen mensen door naar deze twee gemeenten.
Gerelateerde artikelen
17.12.09 Amsterdamse dakloze wordt niet oud
16.12.09 ‘Rijk zet Gelderse daklozen in de kou’
06.11.09 Geen subsidie voor opvang dakloze mannen
Reageer
Reacties
R.Donker • ervaringsdeskundige daklozen • 05.08.10 14:45
Ik ben 24 oktober 2000 op onrechtmatige gronden mijn woning aan de Dokkumlaan 59 1324 AD in Almere-Stad uitgezet na 28 jaar arbeid en 20 jaar zelfstandig wonen in Almere na een slepend arbeidscoflict die ontstond na een geheime overname van ons bedrijf in 1996.
Mijn vakbond FNV kiem waar ik 27 jaar iid van was liet mij volkomen in de steek evenzo de sociale dienst van Almere die ik november 1999 al inlichte over de schendingen van arbeidsovereenkomsten door de werkgever na drie jaar om juridische bijstand gebedeld te hebben en waar juni 2000 mijn ziektegeld onrechtmatig werd stopgezet door de werkgever voor de duur van 6 maanen waardoor ik geen rekeningen niet meer kon betalen en geen voedsel kon kopen.Dankzij een surinaamse vriend met zijn snackkraam Robby”s Roti had ik toch nog al die tijd kunnen eten en waar ik oktober 2000 een externe advocaat moest inschakelen die het ziektegeld terug vorderden en mij daarna liet barsten.
Ik kwam terecht in de crisisopvang perspectief van het leger des heils in Almere waar mij geen enkele zorg en hulpverlening werd geboden maar waar wel fl 918,50,- per maand aan eigen bijdrage moest worden betaald door daklozen voor een simpel,bed,bad en broodbeleid en bijbehorend gevangenisregime en dat ondervond ik ook in crisisopvang de Valk in Lelystad en sociaal pension arcuris in Almere en waar ik daarna op 21 april onrechtmatig dit sociaal pension Arcuris in Almere werd uitgezet en via een VVD tweede kamerlid in Zwolle terecht kwam bij de illegale opvang achter de WRZV hallen waar ook geen hulpverlening werd geboden.
Ik heb daar een jaar verbleven na allerlei loze beloftes hebben moeten aanhoren van de directeur van deze Hallen en heb toen zelf een woning aangevraagd op de Walstr. 9a op 16 mei 2003 via RIBW Zwolle waarvan ik erachter kwam dat zij ook geen hulpverlening boden aan dak en thuislozen en waar ik 10 september 2008 ook deze woning moest ontruimen doordat RIBW Zwolle en woningstichting Openbaar Belang valse informatie verstrekte aan een kantonrechter.De werkelijke redenen was dat ik achter fraudepraktijken kwam met AWBZ gelden via onrechtmatig verkregen indicaties.door RIBW Zwolle en OB. i.v.m woonbegeleiding.
Nu verblijf ik vanaf 16 september 2008 weer in een opvanginstelling van het leger des heils Zwolle zowel een nacht als dagopvang en heb daar een begeleider die niet naar mijn precieze hulpvraag luisterd en mijn onder druk zet en chanteert i.v.m. een woning die mij is aangeboden maar die ik niet wil hebben omdat deze begeleider zich aan mij wil opdringen als AWBZ gefinancierde ambulant woonbegeleider en waar dit als voorwaarde word geteld door de corporatie die de woning aanbood en de structurele regiegroep van de gemeente Zwole die mij perse als lid van een doelgroep wil kenmerken.
maar het is zo dat zorg en welzijns/opvanginstellingen samenwerken met woningcorporaties om zo hun subsidie-eilandjes en werkgelegenheid veilig te stellen over de ruggen van daklozen die zij willen gaan bevoogden als kleine kinderen en de wet voorschrijven.
Ik heb in deze begeleider van het leger des heils Zwolle het vertrouwen in opgezegd want zij zijn geen proffesionele hulpverleners en schenden voortdurend de rechten van hun clienten en staan hun hulpvragen te verwaarlozen en ik ben niet de enigste die dit overkomt in Nederland.
En de landelijke en lokale politiek zijn hiervan op de hoogte maar hebben belangenverstrengelingen met deze instellingen op politiek en religeuze evangelische gronden plus werkgelegenheid.
Zie mijn blog “donkeredagen mijn verblijf in blauwvingerstad zwolle” en aanverwante blogs en op nieuwsportal zwolle “politiekorpsen dumpen daklozen” en extra opvang daklozen op de googlefunctie etc.
Ik ben nu 55 jaar en verblijf zonder echte vooruitzichten al 22 maanden in de nachtopvang Nel Banninkhuis leger des heils Zwolle tussen gasten die hun fatsoen niet kunnen houden en zich als beesten gedragen maar ja dat hoort erbij in de opvang zonder toezicht en hulpverlening.
Zwaar gesubsidieerd!
Waar is toch de eed van Hippocrates gebleven?
Burger komt om in zorgpakketten
Welkom in de Nederlandse kneuzenmaatschappij,aan u de keus om een Ubermensch te zijn of een kansarme afhankelijke dropout volgens de arische politieke bestuurders/geldwolven van zorgverzekeraars.
Toegevoegd: dinsdag 13 dec 2005, 12:53
Ouderenpolis, sporterspolis, daklozenpolis, reumapolis, 50-plus-polis. Het is slechts een greep uit de vele zorgpakketten die worden aangeboden aan speciale doelgroepen. Voor elk wat wils, maar voor de burger nog eens extra lastig om een keuze te maken.
Speciale polissen voor bijvoorbeeld sporters of ouderen waren er al, maar met de invoering van de nieuwe zorgverzekering op 1 januari gaan de verzekeraars los. De polis voor tuinders en boeren, de politiepolis, de Rabobankpolis, de minimapolis, de FNV-polis of de chronisch ziekenpolis, je kunt het zo gek niet bedenken of de polis wordt aangeboden.
Speciaal potje
Voor verzekeraars zijn de speciale collectieve polissen interessant, omdat die klanten binden en dus geld oplevereren. Daarnaast zijn chronisch zieken interessanter dan voorheen, omdat verzekeraars een tegemoetkoming krijgen uit de collectieve middelen, een speciaal potje met geld voor mensen die langdurig ziek zijn.
Verzekeraars die grote hoeveelheden aan goedkope reumamedicijnen inkopen, kunnen zelfs extra geld verdienen aan hun patiënten. Daarom hebben reumapatiënten bijvoorbeeld een afspraak gemaakt met Agis en hebben zij ook inspraak in de inhoud van het pakket.
Maar stel je eens voor: je werkt als boer, hebt een rekening bij de Rabobank, bent lid van een vakbond en je bent ook nog eens chronisch ziek. Voor welke speciale verzekering kun je dan het beste kiezen? Op die vraag is geen eenduidig antwoord te geven, want bij iedereen is dat weer anders.
Tijd nemen
Iris van Bennekom van de patiënten en consumentenfederatie NPCF waarschuwt de burger in ieder geval voor te veel haast. “Je moet echt tot 1 maart de tijd nemen om uit te puzzelen waar je verzekerd wilt worden.”
Volgens Van Bennekom moet iedereen goed kijken naar zijn eigen situatie. Welke zorg verwacht je nodig te hebben en welke verzekering past daarbij? “Kijk daarbij goed naar de inhoud van je aanvullende pakket, wat heb je nodig en wat heb je helemaal niet nodig?”, zegt Van Bennekom die het zelf allemaal “erg ingewikkeld” vindt.
De NPCF brengt deze week een folder uit met daarin een vijftal tips voor het kiezen van een zorgpakket. Daarnaast wordt er komende vrijdag een meldpunt geopend waar mensen kunnen klagen over de zorgverzekeraars.
NZa onderzoekt plotse groei kleinschalige ggz dachten we na hun publicaties,maar nee dus.
7 augustus 2008
De Nederlandse zorgautoriteit (NZa) wil weten waar de groei vandaan komt van de Regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW’s). De uitbreiding blijkt uit hun opgaven van de zorgzwaartepakketten (zzp’s) die hun cliënten nodig hebben.
De NZa gaat aanvullend onderzoek doen naar aanleiding van de zzp-opgaven van de RIBW’s. Deze organisaties bieden begeleid wonen en ambulante hulpverlening aan ongeveer 20.000 psychiatrische patiënten. Met ingang van 2009 vindt de bekostiging plaats op basis van zorgzwaartepakketten (zzp’s). Momenteel krijgen de RIBW’s nog lage tarieven, maar hun opgave van zzp’s valt hoger uit. “We zien dat deze instellingen onder de huidige bekostiging in de laagste categorie vallen, terwijl ze in de zzp-opgaven een gemiddelde zorgzwaarte of hoger opgeven. We hebben daar nog geen verklaring voor”, zegt NZa-woordvoerster Annemiek van der Laan.
RIBW’s zien daling
Lidy Zaat, voorzitter van de koepel RIBW Alliantie, herkent de groei in zorgzwaarte niet. “We groeien wel al een paar in het aantal cliënten. Maar een onderzoek door de NZa lijkt me alleen maar goed.” De koepelorganisatie is juist bezig met een inventarisatie onder haar achterban omdat de RIBW’s zelf menen dat ze er door de zorgzwaartebekostiging in meerderheid flink op achteruitgaan. Ze zijn ook niet gelukkig met het onderscheid in b- en c-pakketten in de ggz, waarbij b staat voor pakketten met een onderdeel behandeling. Klanten van RIBW’s kunnen alleen een c-pakket krijgen, terwijl zij volgens Zaat bijna altijd ook een verantwoordelijke behandelaar hebben.
Het zal ze een rotzorg zijn
Lot van Baaren, Siska de Rijke 11-11-2010
De gevolgen van het regeer- en gedoogakkoord voor de gezondheidszorg in Nederland liegen er niet om. Met deze rechtse regering worden de trends van het inruilen van collectieve verantwoordelijkheid voor individuele verantwoordelijk en marktwerking in de publieke dienstverlening hard doorgezet. Mensen moeten meer opbrengen dan ze kosten, anders zoeken ze het maar uit. Zo eenvoudig wordt het.
Het neoliberale denken in de zorg
In Nederland hebben we in verhouding tot veel andere landen nog een betaalbaar en toegankelijk systeem van gezondheidszorg, van preventie tot en met 24 uurs zorg. Een deel van de zorg wordt door overheden zelf georganiseerd en een ander deel is qua uitvoering in handen van private partijen of uitvoeringsinstanties. De zorg wordt betaald uit premies en belastingen op basis van solidariteit, geregeld in verschillende wetten. De afgelopen jaren zien we echter een groeiende invloed van het neoliberale denken op deze structuren. Dit betekent een verschuiving van collectief georganiseerde en gefinancierde voorzieningen naar een systeem waarin het individu centraal staat en zelf verantwoordelijkheid voor het gebruik van voorzieningen moet dragen. Daarnaast zien we de wettelijke basis voor het recht op zorg smaller worden.
Door de invoering van marktwerking en sturing via financiële prikkels worden de eigen financiële mogelijkheden en sociale positie steeds belangrijker. Anders gezegd: mondige, goed geïnformeerde en goed verdienende burgers met voldoende tijd en energie zal het lukken om toereikende, goede zorg en ondersteuning te vinden. Maar de minder handige, minder goed geïnformeerde burger met een smalle beurs en weinig tijd en energie heeft die mogelijkheid niet of veel minder.
Helaas is 70 procent van de gebruikers van zorg meteen ook grootgebruiker van zorg vanwege een chronische ziekte of handicap die tijd en energie vreet, of omdat ze op leeftijd zijn. Met een gemiddeld inkomen tussen de 900 en 1200 euro netto in de maand staat deze groep niet als goed verdienend te boek. Vooral zij zijn de dupe.
CDA en VVD blijven geloven in de maakbaarheid van de zorg door het invoeren van marktwerking en ‘eigen verantwoordelijkheid’. In de nieuwe regering wordt dit gecombineerd met het giftige gedachtegoed van de PVV waardoor uitsluiting van groepen niet langer onbespreekbaar is. Zo kan de zorg in Nederland verder afgebroken worden. De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelen een groot deel van die zorg. Maar het publieke karakter, het solidariteitsbeginsel en de betaalbaarheid en toegankelijkheid worden steeds verder uitgehold (zie kaders).
Schadeposten en kostenposten
Een van de meest desastreuze trends blijft de marktwerking in de zorg. Zorgverzekeraars beoordelen de kwaliteit van de zorg en vervolgens bepalen ze waar en door wie zorg verleend wordt. De keuzevrijheid voor burgers wordt beperkt. Je kunt niet meer zelf bepalen door welke arts en in welke ziekenhuis je geholpen wilt worden. Burgers betalen torenhoge premies en eigen bijdragen maar worden totaal afhankelijk van commerciële partijen die hen enkel zien als schadepost. Voor de duidelijkheid: in de wereld van de verzekeraars is de verzekerde die zorg nodig heeft de schadepost en degene die de zorg verleent de kostenpost. De bedrijfsvoering van verzekeraars is erop gericht de schade te beperken en de kosten te drukken. En zo komt het dat zorgverleners en patiënten steeds minder te zeggen hebben en overgeleverd worden aan partijen die over hun ruggen heen geld verdienen.
Naast de mensen die zorg vragen, zijn ook mensen die zorg verlenen de dupe van dit beleid. Arbeidsvoorwaarden van zorgverleners zijn een kostenpost die zo laag mogelijk moet blijven. We kunnen de 12.000 ouderenverzorgers die volgens het regeer- en gedoogakkoord aangetrokken gaan worden, regelrecht tot de nieuwste lichting werkende armen gaan rekenen.
Het is nu voor een verzorgende al haast niet meer mogelijk een baan te vinden die voldoende bestaanszekerheid biedt. Salarissen zijn laag en de arbeidsmarkt is dusdanig geflexibiliseerd dat mensen nog nauwelijks vaste contracten krijgen. Voltijds banen worden steeds schaarser.
Van het aantal werkenden in de zorg is 4 van de 5 vrouw. Zij verdienen 28 procent minder dan mannen in de sector. Daar zal deze regering wel niet wakker van liggen, de prioriteiten zijn goedkope arbeid en de kostenpost drukken.
De VVD ging de verkiezingen in met de leus ‘wie hard werkt, verdient beter’ – de vraag is of dat ook telt voor de hardwerkende flexwerker in de zorg. Het zegt eigenlijk al genoeg dat nergens aangegeven wordt waaruit de 12.000 extra mensen voor de ouderenzorg betaald moeten worden.
In het regeerakkoord staat wel dat als de kosten harder stijgen dan de verwachte 4 procent, er maatregelen getroffen moeten worden. Aanscherpen van het pakket bijvoorbeeld, zodat er meer zelf betaald moet worden via aanvullende verzekeringen of eigen bijdragen. Juist mensen die langdurig en intensief zorg nodig hebben, ouderen, chronisch zieken en gehandicapten, zijn dan de dupe.
Om te voorkomen dat verzekeraars groepen die veel zorg nodig hebben niet meer bedienen en zich enkel richten op groepen die weinig geld kosten, worden deze ondernemingen gecompenseerd voor de hoge kosten die ze maken bij chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Het nieuwe kabinet wil deze regeling opheffen en verzekeraars zoals dat heet ‘risicodragend maken’. Dat zal zeker leiden tot het selecteren van verzekerden en dus tot nog minder keuzemogelijkheden en vrijheid voor de veelgebruikers van zorg.
Gezond zijn is burgerplicht
Mensen zijn meer dan hun zorgvraag. Mensen maken gebruik van zorg om zo gezond mogelijk te blijven, hun zelfredzaamheid te vergroten en optimaal mee te doen in de samenleving. Zorg is voor mensen in een samenleving een middel, niet een doel. Tot voor kort werd zorg gezien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid: zorgen voor elkaar in ziekte en in tegenspoed. Omdat het geen keuze is om ziek te worden, of oud, of hulpbehoevend. Maar de laatste jaren en ook in het nieuwe regeerakkoord wordt steeds meer gedaan of mensen wel degelijk een keuze hebben. Gezond zijn is burgerplicht geworden. Ook al doet de PVV alsof zij voor de ouderen opkomt, in het regeerakkoord is vooral opgenomen dat mensen voor zichzelf moeten zorgen. Zo moeten alle mensen die gebruik gaan maken van de AWBZ, dus ook de ouderen, hun AOW met klein aanvullend pensioentje inleveren om straks de huur te betalen van de kamer in het verpleeghuis. En moeten hulpmiddelen om te lopen of te horen of anderszins te ondersteunen zelf betaald worden.
De neoliberale denkwijze blijft maar individualiseren. Steeds meer wordt gesproken over de eigen verantwoording om ziekte, verval en ouderdom te voorkomen. De Raad voor Volksgezondheid en Zorg gaf daar laatst nog een dik rapport over uit. Volgens dat rapport moet de focus op het eigen gedrag komen te liggen. Zorgverzekeraars worden aangespoord gezond gedrag te belonen, onder andere via combinatieverzekeringen met hypotheek en pensioen. Alsof ziek zijn of oud worden aan het individu zelf te wijten is. Er wordt voorbij gegaan aan de collectieve verantwoordelijkheid van een samenleving om te zorgen dat mensen leven in omstandigheden die optimaal zijn voor hun gezondheid. De benadering van deze neoliberale denktank, gevuld met wetenschappers uit CDA en VVD, roept bovendien een sterk gevoel van betutteling op. Dit paternalisme, gecombineerd met de eisen van een rechtse, nationalistische partij als de PVV, beperkt burgers in hun vrijheid te leven als ze willen, hulp nodig hebben wordt opgevat als plichtsverzuim. De gevolgen laten zich raden: tweedeling, uitsluiting en enorm veel maatschappelijk en individueel leed.
Depri?
Je zou er haast depressief van worden. Maar gelukkig zijn er nog mensen met gezond verstand. Die weten dat helaas iedereen ziek kan worden. En dat iedereen hoopt oud te worden. Natuurlijk wil niemand zorg nodig hebben maar helaas weet niemand zeker of die zorg toch nodig zal zijn. In die wetenschap is er toch niets mis met het idee voor elkaar te zorgen en met een systeem gebaseerd op solidariteit van gezonde met zieke mensen? Een systeem waarin iedereen verzekerd is, maar tegelijk mensen die het beter hebben, meer bijdragen dan degenen met de smalle beurs? Een volksverzekering met inkomensafhankelijke premie is toch niet zoveel gevraagd? En dan wil je toch gewoon kwalitatief goede zorg krijgen? En als je in de zorg werkt, wil je toch ook gewoon kwalitatief goede zorg leveren? En naast de voldoening ook waardering voor je werk krijgen, vertaald in goede arbeidsvoorwaarden? Dat is helemaal niet teveel gevraagd.
En zeg niet dat het hemelfietserij is. Het is gewoon een kwestie van politieke keuzes: wordt ons geld gesluisd naar winst voor Achmea, Ohra, Delta Lloyd of Interpolis of besluiten we dat het veel gezonder is om er allemaal beter van te worden.
Voor mensen die niet meer beter kunnen worden, niet of weinig meer kunnen participeren en voor wie eigenlijk dagelijks zorg en ondersteuning nodig is, hebben we in Nederland een volksverzekering: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Deze wet uit de zestiger jaren van de vorige eeuw kun je zien als het sluitstuk van de verzorgingsstaat. Het gaf burgers die afhankelijk waren of waren geworden door ziekte, handicap of leeftijd het recht op zorg en ondersteuning tot aan hun dood. Geen liefdadigheid, geen dankbaarheid maar recht op een plek in de samenleving voor oude mensen, verstandelijk gehandicapten, lichamelijk gehandicapten en mensen met psychiatrische problemen. Het nieuwe kabinet wil de uitvoering van de AWBZ in handen leggen van zorgverzekeraars. Zo wordt ook deze zorg vermarkt en in handen gelegd van een partij die vooral de kosten wil drukken ten gunste van eigen winst of marktpositie. Om de kosten van de AWBZ te drukken wordt een deel van de zorg, met name thuiszorg en dagbesteding van mensen die nog thuis wonen, overgeheveld naar gemeenten en de Wmo. Zo verliezen mensen hun recht op zorg.
De Wmo regelt zorg en ondersteuning die gericht is op participatie in de samenleving in het geval van ziekte, leeftijd of handicap. De wet geeft burgers niet het recht op ondersteuning en zorg maar enkel het recht op een poging van de gemeente om de beperkingen die participeren in de weg staan, te compenseren. Als je denkt dat de gemeente hier in verzaakt kun je bezwaar aantekenen of naar de rechter gaan om je gelijk te halen. Burgers die dit doen, krijgen over het algemeen ook gelijk. Maar een grote, groeiende groep klaagt niet. Ze hebben door leeftijd, ziekte of handicap de energie niet om er achter aan te gaan, hebben de sociale of financiële mogelijkheden niet of kennen simpelweg de weg niet. De gemeenten betalen de Wmo uit hun inkomsten. Hoeveel gemeenten willen uitgeven aan de Wmo, is een beslissing van de gemeenteraad zelf. Het investeren in een lokale voetbalclub betekent minder mensen toegang geven tot de compenserende maatregelen in de Wmo. Gemeenten maken daarin hun eigen keuzes.
De Zorgverzekeringswet regelt de puur medische geneeskundige zorg. De overheid bepaalt het pakket van zorg waar men recht op heeft. Dit pakket is voor alle burgers hetzelfde en voor iedereen toegankelijk. En iedereen betaalt dezelfde premie. De overheid compenseert de lagere inkomens via de zorgtoeslag. Ook is er sprake van een eigen risico in deze wet. Mensen die een laag inkomen hebben en/of een chronische ziekte of handicap worden gecompenseerd. De uitvoering van de Zvw is in handen van zorgverzekeraars. Dit zijn commerciële bedrijven. Sommigen komen voort uit het ziekenfonds maar de meeste zorgverzekeraars komen uit het commerciële circuit en zijn onderdeel van grote schadeverzekeraars. Door fusies zijn er vier nog grote spelers actief. Hierdoor is er erg weinig onderlinge concurrentie en worden zorgverzekeraars steeds machtiger. Het idee was dat zorgverzekeraars vanwege onderlinge concurrentie de zorg goedkoper en beter toegankelijk zouden maken. Zij zouden daarnaast, omdat zij moesten vechten om de gunst van verzekerden, de zorg zeer cliëntgericht inkopen en organiseren. Kortom, de burger zou er beter van worden. Inmiddels zien we dat verzekeraars naast het door de overheid vastgestelde en gefinancierde basispakket ook aanvullende polissen aanbieden. Hier worden de winsten gemaakt. Die winsten vloeien niet terug in lagere premies. De burgers worden er dus niet beter van en inmiddels kan bijna niemand meer zonder de aanvullende pakketten – zeker niet de chronisch zieken en gehandicapten.
Chronisch personeelsgebrek en verloop, kortom de mensen krijgen niet waar ze recht op hebben. ( net als thuiszorg).
Maar goed bovenstaand staat niet in het onderzoek.O ja het gaat natuurlijk over het onderzoek.