Van: | Ruud Donker (kingkong1621@live.nl) |
Verzonden: | donderdag 17 november 2011 11:32:46 |
Aan: | bureau@nationaleombudsman.nl; cda.publieksvoorlichting@tweedekamer.nl; cdja.maastricht@gmail.com; christenunie@tweedekamer.nl; cie.vws@tweedekamer.nl; d66@tweedekamer.nl; Wilders G. {Privé} (g.wilders@tweedekamer.nl); g.vanittersum@platformggz.nl; groenlinks@tweedekamer.nl; i.y.tan@chello.nl; info@devrijspreker.nl; info@laatjenietkisten.nl; info@pgb.nl; info@zwerfjongeren.nl; kamer@sp.nl; l.hartings@tweedekamer.nl; maatschappelijkeopvang@loc.nl; meldjezorg@platformggz.nl; nieuwsdienst@trouw.nl; no.reply (no.reply@nos.nl); nrc@nrc.nl; politiek@nd.nl; postbus@eerstekamer.nl; pvda_voorlichting@tweedekamer.nl; pvv@tweedekamer.nl; redactie.elsevier@elsevier.nl; redactie@eenvandaag.nl; redactie@nd.nl; redactie@parool.nl; redactie@telegraaf.nl; redactie@volkskrant.nl; sdn@planet.nl; sgp@tweedekamer.nl; straatadvocaten@gmail.com; tip@at5.nl; tips@leeuwardercourant.nl; voorlichting@minvws.nl; voorlichting@rekenkamer.nl; vvdvoorlichting@tweedekamer.nl; w.tonissen@tweedekamer.nl; zembla@vara.nl; zmag@xs4all.nl; zorgvisie@reedbusiness.nl; zonde04@gmail.com |
In deze uitzending een interview met Elco Brinkman, minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, over het rapport “Van Verzorgingsstaat naar Verzorgingsmaatschappij”. Een partijpolitieke…
00:08:59
Toegevoegd op 19-11-2007
1.488 keer bekeken
|
1
Eerste Kamer der Staten-Generaal 1
Vergaderjaar 2010-2011
XC Voorstel parlementaire enquête
B MOTIE VAN HET LID SCHUURMAN C.S.
Voorgesteld 15 maart 2011
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gelet op o.a. het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER)
“Overheid én markt:
Het resultaat telt! Voorbereiding bepalend voor succes
(TK 2009-2010, 24036, nr. 372);
overwegende, dat de Eerste Kamer in de achterliggende twee decennia bij de
goedkeuring van besluiten inzake de privatisering en verzelfstandiging van
overheidsdiensten bij herhaling uiting heeft gegeven aan zijn zorg over de borging van
de publieke belangen;
vaststellende, dat het beleid inzake privatisering en verzelfstandiging van
overheidsdiensten tot dusver niet systematisch door de Kamer is beoordeeld op de
kwaliteit en zorgvuldigheid van de besluitvorming daarover en op de gevolgen daarvan
op langere termijn voor overheid, burger en samenleving, mede in hun onderlinge
verhouding;
overwegende, dat de hiervoor genoemde elementen thans een samenhangende analyse
en beoordeling behoeven, teneinde daar lessen voor de toekomst uit te trekken;
gelet op het bepaalde in artikel 70 van de Grondwet, de Wet op de Parlementaire
Enquête en de artikelen 129 e.v. van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer der
Staten-Generaal;
besluit:
– een onderzoek te doen instellen in de zin van artikel 70 van de Grondwet naar de
kwaliteit en zorgvuldigheid van de besluitvorming over en de effecten van de
privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten op overheid, burger en
samenleving, mede in hun onderlinge verhouding,
– voor dat doel een commissie in te stellen als bedoeld in artikel 130 van het
Reglement van Orde van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, welke belast zal
worden met de uitwerking van de vraagstelling en de verdere voorbereiding van
het hiervoor bedoelde onderzoek;
en gaat over tot de orde van de dag.
Schuurman
Noten
Kox
Engels
Vliegenthart
Koffeman
Kuiper
Leijnse

Psychopaten zijn mensen zonder normaal geweten, zij kennen geen enkel schuldgevoel. Dit blijkt samen te gaan met een stoornis in de hersenen. Hun amygdala blijkt niet te werken. Dit hersenorgaan dat vlak bij de hippocampus ligt, is verantwoordelijk voor emotionele reacties. Vermoedelijk lijdt ongeveer 1 tot 4 % van de bevolking in meerdere of mindere mate aan psychopathie, maar in gevangenissen bestaat vaak 20% van de gedetineerden uit psychopaten. Een profiel van deze karakterstoorniswerd samengesteld door psychologen. Psychopaten blijken vaak gladde praters die heel charmant overkomen, maar voortdurend slachtoffers maken. Zij hebben slechts oog voor hun eigen belang en ze vinden zichzelf super belangrijk. Zo nodig gaan ze over lijken, maar lang niet alle psychopaten zijn bloeddorstige seriemoordenaars.Robert Hare, Professor in de Psychologie aan de Universiteit van Vancouver, heeft een test ontwikkeld die deHare Psychopathy Checklist wordt genoemd. De test gaat als volgt: In speciale, gestandaardiseerde interviews krijgt een persoon een score van 0, 1 of 2 op een reeks van 20 karaktertrekken. De maximale score is 40, maar wie die hoger scoort dan 26 wordt als psychopaat beschouwd. Daaruit volgt dat psychopathie geen absoluut kenmerk is, maar een eigenschap die in meerder of mindere mate aanwezig kan zijn.
Wie de documentaire The Corporation heeft gezien, weet dat de rechtspersonen die ons bedrijfsleven beheersen, lijden aan een zelfde karakterstoornis als psychopaten. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de leidinggevende personen in deze bedrijven soms psychopaten zijn. Om een gewetenloos bedrijf te willen leiden, is het handig wanneer men zelf evenmin over een geweten beschikt. De kwaliteiten die men graag ziet bij leidinggevenden, lijken bij psychopaten zelfs in verhoogde mate aanwezig. Ze zijn doortastend, want ze hebben geen gevoel voor verantwoordelijkheid, ze kunnen goed delegeren, want ze zijn zeer manipulatief en meestal te lui om te werken, ze zijn goed in staat om ook “zware” beslissingen te nemen, zoals een massa-ontslag, want ze kennen geen empathie, en ze zijn uiterst competitief, want zonder scrupules. Ze kunnen ook heel goed liegen, wat handig is als er een “bedrijfsongeval” moet worden goedgepraat. Een autoriteit op dit gebied noemde deze psychopathische zakenlieden Snakes in Suits.
Psychopaten vindt men niet alleen in het bedrijfsleven, maar ook in de politiek. Het boek Political Ponerology door Andrew Lobacewski gaat over psychopaten met politieke macht. Het is een studie naar de eigenschappen van wrede dictators en onderdrukkende regimes. Psychopaten kunnen eigenschappen veinzen waarvan ze weten dat anderen die waarderen. Hoewel zij zelf geen emoties voelen, kunnen zij die wel goed in anderen herkennen. Daar spelen ze dan perfect op in. Het resultaat is dat sommige wrede dictators bij een grote groep van de bevolking heel populair kunnen zijn.
Equinox-Psychopath is een documentaire die in december 2000 werd uitgezonden op Channel 4. Hij gaat over psychopaten en het onderzoek naar de mogelijkheid om hen te behandelen. Dat blijkt nogal moeilijk, want ze hebben geen enkel zelfbeeld. Let bij voorbeeld eens op de manier waarop een veroordeelde psychopaat (de moordenaar van zijn broer) over zichzelf praat. Hij lijkt een vriendelijke en intelligente hippie die niets liever wil dan meewerken aan zijn therapie. Hij kent het jargon van zijn hulpverleners door en door en hij weet feilloos de indruk te wekken dat hij zichzelf nu eindelijk begrijpt!
Een Nederlands interview met dr. Paul Babiak, een bedrijfspsycholoog die ook in de docu aan bod komt, staat hier in de VPRO-gids.
Equinox-Psychopath duurt 49 minuten.
|
Om een woord te spreken dat wordt gelezen, moet de informatie eerst naar de primair visuele cortex. Vanuit de primair visuele cortex wordt informatie verstuurd naar het volgende spraakcentrum, inclusief het spraakcentrum van Wernicke. Vanuit het spraakcentrum van Wernicke reist de informatie naar het spraakcentrum van Broca, daarna naar de Primaire Motorische Cortex (motorische schors). |
Om een woord te spreken dat men hoort, moet de informatie eerst naar de Primaire Auditieve Cortex (gehoor schors) worden gestuurd. Vervolgens gaat deze informatie naar het volgende spraakcentrum, waaronder het spraakcentrum van Wernicke. Daarvandaan gaat de informatie naar het spraakcentrum van Broca, en vervolgens naar de Primaire Motor Cortex. |
|
![]() |
Schade aan het spraakcentra van Broca Copyright: Dr. Eric Chudler |
De taalproblemen die geassocieerd worden met de schade aan het spraakcentra van Broca en Wernicke verschillen nogal van elkaar: schade aan het spraakcentrum van Broca (Broca’s afasie) verhindert dat een persoon voor anderen verstaanbare taal uitspreekt, woorden worden niet goed gevormd, de spraak is traag en onduidelijk. Bij schade aan het spraakcentrum van Wernicke (Wernicke’s afasie) verliest de persoon zijn taalbegrip. De persoon kan nog duidelijk spreken, maar aan de geproduceerde woorden is geen touw vast te knopen. Deze manier van spreken wordt in het Engels ook wel “word salad” (woordensalade) genoemd, omdat alle woorden door elkaar gehusseld worden, net zoals de groenten in een salade.
Bij de meeste mensen (97%) is zowel het spraakcentrum van Broca als het spraakcentrum van Wernicke te vinden in het linker hersenhelft van de hersens. In het begin van de jaren 50, beschreven de beroemde neurochirurg Wilder Penfield en zijn collega Herbert Jasper hoe elektrische prikkeling van bepaalde delen van de hersenen taal blokkeren. Deze neurochirurgen hebben deze studie kunnen verrichten door hun patiënten vragen te stellen tijdens de operatie. Nog recentelijker (eind jaren 80) is het onderzoek van Dr. George Ojemann aan de Universiteit van Washington. Door middel van experimenten waarin elektrische prikkels werden toegepast, toonde hij aan dat het hersengedeelte dat belangrijk is voor taal kan heel erg verschillen van mens tot mens. Desalniettemin, de resultaten van deze studies komen overeen met de eerdere bevindingen van Broca en Wernicke.
In 1960 werd een andere techniek ontdekt die onderzoekers in staat stelde de aan taal gerelateerde hersensactiviteiten te bestuderen. Deze methode, die het ‘Wada Test’ genoemd werd, gebruikte een snelwerkend verdovingsmiddel wat armybarbituraat genoemd wordt. Dit middel wordt in de linker of rechter grote halsslagader gespoten, waarmee de corresponderende hersenhelft verdoofd wordt. Daarom kan de linker- of rechterhelft tijdelijk uitgeschakeld worden. Als de linkerhersenhelft is uitgeschakeld, kunnen mensen die de taalmogelijkheden in de linkerhersenhelft hebben zitten niet spreken of vragen beantwoorden. Maar als de rechterhelft verdoofd wordt, zijn ze wel in staat te spreken en vragen te beantwoorden.
Studies waarbij mensen die een elektroshock therapie hebben ondergaan hebben ook bevestigd dat het taalcentrum zich meestal in het linker deel bevindt. De meest recente techniek die gebruikt wordt om taal te bestuderen is het zichtbaar maken van hersenfuncties. PET-scans laten zien dat veel van de verwachte hersencentra een hogere bloeddoorvoer hebben tijdens een taal-activiteit, maar er zijn ook centra op beide hersenhelften die geactiveerd worden. Daarmee lijkt het dat zelfs de hersenhelft die geen dominante rol speelt bij taal (normaal gesproken de rechterhelft) toch enigszins betrokken is. Het is zelfs zo dat mensen problemen hebben met het uiten van emoties door middel van taal als hun rechterhersenhelft op dezelfde plek beschadigd is waar zich in de linkerhersenhelft het taalcentrum bevindt. Deze stoornis wordt ‘aprosodia’ genoemd.
het weergeven van fraudes in de Welzijns en gezondheidszorg i.v.m. de opvang van dak en thuislozen in Nederland
woensdag 21 april 2010
FW: Ministeriele verantwoordelijkheid i.v.m. de AWBZ crisis
Page 3
onschendbaarheid en immuniteit niet geld voor daden en handelingen die de persoon van de koning in departiculiere sfeer verricht, dus niet als staatshoofd of lid van de regering,6 maar dit onderscheid is niet vanpraktische betekenis.Aldus is de Koning onschendbaar. Op zichzelf kan gesteld worden dat dit op gespannen voet staat met eensysteem waarin het landsbestuur – de regering – verantwoording verschuldigd is aan een gekozenparlement. Om beide elementen toch in één systeem te verbinden zijn de ministers jegens devolksvertegenwoordiging verantwoordelijk gemaakt voor al het handelen van de Koning – ook voor hethandelen in de privé-sfeer van de persoon van de koning voor zover dit handelen de publieke zaak raakt. Ditheeft twee belangrijke consequenties. Ten eerste betekent dit dat de ministers sinds 1848 eigenlijk geenverantwoordelijkheid meer verschuldigd zijn aan de Koning – ze zijn als het ware een halve slag gedraaid enstaan met hun gezicht richting de Staten-Generaal. In de praktijk is dit minder eenvoudig: formeel hebben deministers nog altijd enige verantwoordelijkheid aan de kroon – ze worden immers door de Koning benoemden ontslagen (artikel 43 van de Grondwet) al gebeurd dat ook onder ministeriële verantwoordelijkheid, endaarnaast heeft de koning als monarch (en vaak ook als persoon zo blijkt uit de geschiedenis) zo eennatuurlijk en imponerend gezag en zo een bijzondere positie dat ministers, ongeacht het recht, nog altijd eenbepaalde verantwoordelijkheid jegens de majesteit eenvoudig voelen.7Dit brengt mij bij de tweede consequentie: voor iedere handeling of uitspraak van de Koning moet ten minsteéén minister verantwoordelijkheid willen nemen. Onder ieder koninklijk besluit staat – een enkeleuitzondering daargelaten – naast de handtekening van de Koning de handtekening van in ieder geval éénminister: het zogenaamde “contraseign”.8 Een handeling of uitspraak van de Koning die níet gedekt wordtdoor de ministeriële verantwoordelijkheid kan leiden tot een constitutionele crises – hetgeen zeker zalgebeuren als de betreffende uitspraak of handeling als “omstreden” kan worden aangemerkt. Dit is de redenwaarom het overleg tussen ministers en staatshoofd – zoals het wekelijks beraad tussen minister-presidentBalkenende en koningin Beatrix iedere maandag op paleis Noordeinde te Den Haag – geheim is. Er maggeen licht zitten tussen de opvattingen van het kabinet en de koningin, de “Eenheid van de Kroon” dient altijdbewaard te worden. Tijdens de kabinetsformatie gelden, zoals bekend, volgens het ongeschreven staatsrechtoverigens enige andere regels. Ik zal deze hier echter niet uitwerken.Artikel 42, 2de lid, van de Grondwet bestaat, zoals we lazen, uit één zin. Deze valt uiteen in twee delen,gescheiden door een puntkomma. Moet nu het 2de zinsdeel uitsluitend worden begrepen in het licht van het1ste zinsdeel? Met andere woorden: betekent dit nu dat de ministeriële verantwoordelijkheid uitsluitend geldtvoor hetgeen de Koning doet en zegt? Het antwoord is heel eenvoudig: neen. De ministers zijn integraalverantwoordelijk voor hun eigen handelen en voor hun gezamenlijke handelen als regering; deverantwoordelijkheid voor de Koning maakt daar deel van uit. Ook werd reeds in de 19de eeuw alaangenomen dat deze verantwoordelijkheid ook geldt voor de onder de minister ressorterendedepartementen en ambtenaren.9 Aan artikel 42, 2de lid, laatste zinsdeel moet dus een zelfstandigebetekenis worden toegekend.Een minister is voorts verantwoordelijk voor de aan zijn of haar departement toegevoegdestaatssecretarissen. Het merkwaardige is dat de staatssecretaris zélf ook verantwoording verschuldigd isaan het parlement. Dat leidt er toe dat de staatssecretaris naar twee kanten verantwoordelijkheid is. Immers,de betreffende minister zal diens verantwoordelijkheid voor zijn of haar staatssecretaris tegenover de Kameralleen inhoud kunnen geven als die staatssecretaris ook jegens zijn of haar minister verantwoordelijk is. Eenen ander is vastgelegd in artikel 46, 2de lid, van de Grondwet. De parlementaire geschiedenis leert dat deaffaires die we gehad hebben met staatssecretarissen vrijwel altijd speelden rond deze dubbeleverantwoordelijkheid van de staatssecretaris. Als er in de richting van het parlement licht zit tussen deopvattingen van de minister en zijn of haar staatssecretaris of als het parlement er op een andere wijze inslaagt een wig tussen die twee te drijven dan zal de staatssecretaris al snel moeten wijken. Dit speelde ookbij de recente affaire rond staatssecretaris Nijs van Onderwijs.Dit is in een paar grote stappen de omvang van de ministeriële verantwoordelijkheid.10 Daarmee is dit© 2003 – 2010 Rechtenforum.nl – Juridische community – http://www.rechtenforum.nlPowered by Blue Horizon PDF generator – http://www.bluehorizon.nl/Pagina 3/5
——————————————————————————–
Page 4
verhaal nog lang niet af. Ik wijs bijvoorbeeld op de artikelen 68 en 69 van de Grondwet, die het voor hetparlement mogelijk maken alle informatie te verlangen van het kabinet die het maar wenst en daarnaast vanministers en staatssecretarissen te eisen dat zij in persoon in de Kamer tekst en uitleg geven.11 Dit zijn deessentiële instrumenten voor het parlement om aan de ministeriële verantwoordelijkheid inhoud te geven.En dan is er nog de vertrouwensregel: een minister die niet langer het vertrouwen van de Kamer geniet moetzijn ontslag indienen. De vertrouwensregel – een stuk ongeschreven staatsrecht – is, alhoewel het eenafzonderlijk, op zichzelf staand leerstuk vormt, in de praktijk vaak het sluitstuk van de ministeriëleverantwoordelijkheid. Immers, zonder de vertrouwensregel zou er geen sanctie bestaan die de Kamer kantoepassen als blijkt dat een minister iets heeft gedaan of nagelaten in strijd met zijn verantwoordelijkheid.Met de vertrouwensregel belandt men op het snijvlak van het staatsrecht en de politieke werkelijkheid. Detoepassing van deze regel is immers niet aan regels of strakke criteria gebonden. Wanneer moet eenschending van de ministeriële verantwoordelijkheid nu leiden tot personele consequenties? Volgens dezogenaamde Carrington-doctrine, de meest rigide opvatting, eigenlijk altijd. Ook als het gaat om een situatiewaar de betreffende minister er persoonlijk helemaal niets aan kan doen (bijvoorbeeld als het gaat om een ofandere faux pas van een anonieme ambtenaar waar de minister verantwoordelijk voor was) moet devertrouwensregel strikt worden toegepast.12 Aan de andere kant van het spectrum bestaat daarentegen juistde opvatting dat de vertrouwensregel alleen moet worden toegepast als de minister zelf, en willens enwetens (opzettelijk) zijn verantwoordelijkheid geschonden heeft. Als het gaat om iets waar de betreffendeminister niet in persoon bij betrokken was, en hij of zij daarnaast berouw jegens de Kamer toont en vooralbeterschap belooft, dan zal volgens deze doctrine het vertrouwen niet snel worden opgezegd. Deze laatsteleer, soms wat smalend als de “sorry democratie” aangeduid, heeft in ons land vrij lang toepassinggevonden. Tussen beide opvattingen zijn verder alle gradaties mogelijk.Veel is in deze bijdrage onbesproken gebleven. Zo is er bijvoorbeeld nog de zogenaamde afgeleideministeriële verantwoordelijkheid voor de andere leden van het Koninklijk Huis en de koninklijke familie,hetgeen speelde bij de affaire rond Margarita en verschillende uitspraken van Prins Bernhard die deaandacht trokken. Maar daarover kunt u te zijner tijd meer lezen in mijn proefschrift.De auteur is alumnus van de Erasmus Universiteit Rotterdam en thans docent bij de sectie Staats- enBestuursrecht bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van dezelfde universiteit en beschermheer van IusMobilé, het dispuut voor staatsrecht, bestuursrecht en internationaal recht van de JuridischeFaculteitsvereniging Rotterdam.Zie: http://www.frg.eur.nl/personal/m.devries en http://www.geocities.com/iusmobile___________________1. Het duurde overigens nog wel even voordat de staatsrechtelijke praktijk zich echt naar deze nieuwe Grondwet had ingesteld. Ik wijs hierbij bijvoorbeeld naar hetMeerenberg-arrest van de Hoge Raad (1879) over de bevoegdheid van de Kroon om zelfstandige algemene maatregels van bestuur te geven, en naar de crisis rond de begrotingvan het toenmalige ministerie van Koloniën tussen de Tweede Kamer en Koning Willem III (ca. 1860) wat uiteindelijk resulteerde in de totstandkoming van de vertrouwensregel, eenbelangrijke aanvulling op de ministeriële verantwoordelijkheid.2. Blijkens spotprenten uit tijd heeft de koning kennelijk enige tijd in de opvatting geleefd dat de nieuwe grondwet hem inderdaad onbeperkte bevoegdheden zou opleveren.3. Zie bijvoorbeeld het proefschrift van P.F. Hubrecht te Leiden uit 1866.4. Met de Grondwet van 1848 werd in die zin dus de basis gelegd voor de invoering van de “Rule of Law” in ons land. Zeker is dat met de Grondwet van 1848 de idee van de“geoctrooieerde grondwet” (“de grondwet als een geschenk van de vorst –zelf boven de wet – aan zijn volk”) definitief is verlaten. De status van eerdere grondwetten wasdienaangaande minder helder.5. De Koning als belichaming van onze soevereiniteit. Dit was aan het begin van de 19de eeuw zó vanzelfsprekend dat de alleroudste grondwetten en staatsregelingen het woord“onschendbaarheid” niet eens noemen: dit werd volkomen logisch verbonden met de verpersoonlijking van de soevereiniteit. Dat onze huidige vorstin nog altijd de soevereiniteit enonafhankelijkheid van ons land belichaamd is thans overigens in de rechtswetenschap omstreden – velen menen dat de soevereiniteit bij het Nederlandse volk ligt. Ikzelf neem hiereen genuanceerd standpunt in en meen dat het eerste het tweede niet bijt.6. Zoals Buys in zijn beroemd driedelig commentaar op de Grondwet uit 1887.7. Hierbij speelt tevens het feit dat de koning vaak veel langer in functie is dan een minister of zelfs een minister-president en dus veel meer ervaring heeft dan de andere ledenvan de regering. Bovendien worden de kinderen van de Oranjes die daadwerkelijk in aanmerking komen voor de troon vanaf hun jeugd al voorbereid op hun taak. Op een enkele© 2003 – 2010 Rechtenforum.nl – Juridische community – http://www.rechtenforum.nlPowered by Blue Horizon PDF generator – http://www.bluehorizon.nl/Pagina 4/5
——————————————————————————–
Page 5
uitzondering na geldt dit vrijwel nooit voor politici.8. Artikel 47 van de Grondwet. Overigens mag ook een staatssecretaris zijn of haar contraseign plaatsen.9. Zie noot 3. Zie ook artikel 44 van de Grondwet. Op de ministeriële verantwoordelijkheid voor zelfstandige bestuursorganen en de bijzondere positie van het Openbaar Ministeriekan ik, gelet op de beperkte omvang van dit artikel, verder niet ingaan.10. Ik wijs er in dit verband op dat de Wet Ministeriële Verantwoordelijkheid uit 1855 die in uw wettenbundel is opgenomen eigenlijk niets met de politieke verantwoordelijkheidzoals besproken in deze bijdrage te maken heeft! Trap tijdens een tentamen dus niet in die valkuil. De Wet Ministeriële Verantwoordelijkheid – die nog nooit is toegepast – geeftregels voor het geval een zittende minister met het strafrecht in aanraking komt.11. Artikel 69 van de Grondwet spreekt van een uitnodiging de vergadering (in de Kamer) bij te wonen, maar uit het ongeschreven staatsrecht blijkt dat zo een uitnodiging nietgeweigerd kan worden.12. Sterker, Lord Carrington, Britse minister van Buitenlandse Zaken (“Foreign Secretary”) ten tijde van de Falklands oorlog en naar wie deze doctrine genoemd is, wachtte hetdebat in de Commons niet eens af en nam zelf ontslag, ofschoon vriend en vijand wisten dat het hem persoonlijk onmogelijk te verwijten viel dat zijn ambtenaren bepaalde signalenin de Argentijnse politiek niet doorzien hadden.© 2003 – 2010 Rechtenforum.nl – Juridische community – http://www.rechtenforum.nlPowered by Blue Horizon PDF generator – http://www.bluehorizon.nl/Pagina 5/5
In het kader van de AWBZ bezuinigingen en het beleid er om heen vanaf 1989 tot heden en de negatieve gevolgen voor diverse doelgroepen kan de volgende ministers van Volksgezondheid,Welzijn en Sport voorheen Cultuur verantwoordelijk gesteld worden voor sociaal economische wanbeleid op zorg en welzijnsgebied
Canon van modern sociaal werk in Nederland
Met de introductie van de Welzijnswet in 1987 maakt hij een einde aan alle Haagse welzijnssubsidieregelingen en geeft hij de regie over de sector en het geld in handen van de gemeenten. De welzijnsbobo’s roepen om het hardst dat de gemeenten er ‘lantaarnpalen’ van gaan kopen, maar dat blijkt in de praktijk mee te vallen. Het geeft wel de stoot tot een eindeloze reeks reorganisaties en fusies. De tijd dat elke doelgroep een eigen werksoort heeft is definitief voorbij.Literatuur:■Gijs Zandbergen, ‘Je kan het best’ Mr. Drs. Elco Brinkman minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur 1982-1989. Rijswijk 1989.■Ido de Haan en Jan Willem Duyvendak (red.), In het hart van de verzorgingsstaat. Het ministerie van Maatschappelijk Werk en zijn opvolgers (CRM, WVC, VWS), 1952-2002. Zutphen 2002.
Links:
■C.V. Brinkman
Toenmalige Minister van VWC gedurende het kabinet Lubbers III toen de herziening van het zorgstelsel plaats vond door de Hr.Wisse Dekkers “Bereidheid tot verandering”en dat leidde tot het plan Simons en in 1989 tot forse uitbreiding van de AWBZ voorzieningen en waar wonen,zorg en welzijn werden samengevoegd,dit plan is in de koelkast werd gezet vanwege de politieke weerstand en later in 2005 door de Hr. Hans Hoogervorst te voorschijn werd gehaald en gepresenteert als de nieuwe zorgverzekeringswet in 2005.
Hotmail Interactieve weergaveVan Verzorgingsstaat naar Verzorgingsmaatschappij (CDA, 1984Naar YouTube
Video afspelen
In deze uitzending een interview met Elco Brinkman, minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, over het rapport “Van Verzorgingsstaat naar Verzorgingsmaatschappij”. Een partijpolitieke…
00:08:59
Toegevoegd op 19-11-2007
1.210 keer bekeken
Een fragment uit de documentaire “de onrendabelen’, en gaat over een groeiende groep mensen, die niet kan niet voldoen aan de steeds strengere eisen in de prestatiemaatschappij. Tot het begin van de jaren tachtig was onze verzorgingsstaat gebaseerd op de gedachte dat iedereen, ongeacht afkomst en mogelijkheden, recht heeft op een menswaardig bestaan. Tijdens de economische crisis van begin jaren tachtig begon daar de klad in te komen. Het uit Amerika en Engeland overgewaaide neoliberalisme van Reagan en Thatcher kreeg ook in Nederland voet aan de grond. Burgers moesten zelf verantwoordelijk worden gehouden voor hun welvaart en veel overheidsdiensten werden verzelfstandigd of geprivatiseerd. Geld werd de norm voor succes, niet het welzijn van mensen. De koopkracht van uitkeringen en het sociale minimum werden op of onder het niveau van 1980 gehouden. Terwijl de welvaart voor de meerderheid aanzienlijk steeg, werden de achterblijvers op een steeds grotere achterstand gezet. Iedereen moest zich geschikt maken voor de prestatiemaatschappij, niet alleen door zijn vaardigheden te vergroten, maar ook door zijn gedrag aan te passen. Maar ontwikkelingen in de wetenschap, met name in de neurobiologie en de sociale wetenschappen, lieten juist zien dat vaardigheden goeddeels zijn vastgelegd door aanleg en opvoeding in de vroegste jeugd. Mensen zijn niet in staat zich aan eigen haren op te trekken
http://tinyurl.com/de-onrendabelen
Hoogleraar neurobiologie
.01 oktober 2010De mythe van de eigen verantwoordelijkheid
Wat dit kabinet kan leren van de hersenwetenschappenWij komen ter wereld met hersenen die door een combinatie van onze genetische achtergrond en de programmering gedurende de ontwikkeling in de baarmoeder uniek zijn geworden en waar onze karaktereigenschappen, talenten en beperkingen al voor een belangrijk deel in zijn vastgelegd.Dit geldt niet alleen voor het IQ, het ochtend- of avondmens-zijn, de mate van spiritualiteit, neurotisch, psychotisch, agressief, antisociaal en non-conformistisch gedrag, maar ook voor de kans die we lopen op hersenziekten zoals schizofrenie, autisme, depressie en verslaving. Zijn wij eenmaal volwassen, dan zijn er grote beperkingen aan de modificeerbaarheid van onze hersenen, en liggen onze eigenschappen vast. De bouw van onze hersenen die zo tot stand is gekomen bepaalt hun functie, wij zijn ons brein.We zitten door onze genetische achtergrond en alle factoren die vervolgens op onze vroege hersenontwikkeling hun permanente effect hebben gehad vol met ‘interne beperkingen’ en zijn dus niet vrij om te besluiten te veranderen van gender-identiteit, seksuele oriëntatie, het niveau van onze agressie, van ons karakter of onze moedertaal.
‘Aangeboren’ is daarbij niet hetzelfde als ‘erfelijk’. Op het moment dat de genen van onze vader en moeder geschud zijn, hebben wij een belangrijk deel van ons karakter, IQ, en de kansen op hersenziekten voorgoed meegekregen. Maar vanaf het moment van de conceptie speelt ook de omgeving in de baarmoeder een essentiële rol in de hersenontwikkeling.
Omgevingsfactoren zijn cruciaal voor de hersenontwikkeling, maar in tegenstelling tot wat werd gedacht in de jaren zestig en zeventig is niet zozeer de maatschappelijke omgeving na de geboorte, als wel de chemische omgeving voor de geboorte het belangrijkste. Wij weten bijvoorbeeld uit het Amsterdamse Hongerwinteronderzoek dat intra-uteriene ondervoeding de kansen verhoogt op schizofrenie, depressie, een antisociale persoonlijkheidsstoornis, verslaving en vetzucht. Ondervoeding in de baarmoeder leidt tot een gestoorde hersenfunctie van het kind, waardoor dit kind in volwassenheid niet in staat is voor optimale omstandigheden en voldoende voedsel voor een volgende generatie te zorgen. Alleen een betere verdeling van het beschikbare voedsel over de wereld kan die vicieuze cirkel doorbreken.
Toch speelt ook de omgeving na de geboorte een rol bij de ontwikkeling van de hersenen. Stimulatie tijdens de vroege fase in een omgeving die door het kind als veilig en vertrouwd wordt ervaren is cruciaal voor een optimale hersenontwikkeling. Verwaarlozing of misbruik van een jong kind kan leiden tot een permanent achterblijvende hersenontwikkeling en verhoogde activatie van de stress-as. Vervolgens is er maar een relatief klein probleem in de omgeving nodig om de stress-as sterk te activeren en een depressie te veroorzaken. Een snelle ingreep van hulpverleners bij een kind dat in zulke omstandigheden opgroeit, is noodzakelijk, en vraagt om een veel efficiëntere organisatie van het hulpverleningscircuit. Ook de hechting van het kind kent een kritische ontwikkelingsfase, waarbij het oxytocine, ‘het hechtingshormoon’, een belangrijke rol speelt. Te lang zonder ouders of pleegouders en de oxytocinespiegels zijn langdurig, mogelijk zelfs permanent verlaagd. Plaatsing van een kind uit een kindertehuis in een pleeggezin moet dan ook zo vroeg mogelijk plaatsvinden, wil een optimale hechting aan de pleeg-ouders nog mogelijk zijn. Een stimulerende verrijkte omgeving is noodzakelijk voor een goede hersenontwikkeling na de geboorte.
De politiek is nooit tot de conclusie gekomen dat de ‘maakbaarheid’ van onze hersenen een onjuist concept was. Integendeel, vanaf de jaren tachtig begon de politiek, als reactie op de topzwaar geworden verzorgingsstaat en de economische crisis van toen, de eigen verantwoordelijkheid van mensen voor hun welvaart en welzijn sterk te propageren. Mensen zouden hun lot in eigen hand hebben, werd ze verteld. Dat klopt niet met de vele studies die laten zien dat de capaciteiten van mensen in grote mate worden bepaald door erfelijke eigenschappen en invloeden uit de omgeving tijdens de vroege ontwikkeling.
Als er een achterstand in het onderwijs is opgelopen, dan is dit moeilijk in te halen. Een aangeboren gebrek aan capaciteiten is helemaal niet in te lopen. Bovendien worden aan mensen in de huidige prestatiemaatschappij steeds hogere eisen gesteld, en lijken steeds meer mensen daar niet aan te kunnen voldoen. Mensen die onvoldoende capaciteiten hebben meegekregen of psychische problemen hebben, krijgen nu onterecht de schuld van hun eigen mislukking.
Een gemakkelijke oplossing voor deze problematiek is er niet. We kunnen het uiterste proberen te doen om de vroege ontwikkeling zo goed mogelijk te laten verlopen en schadelijke invloeden te voorkomen. Maar we moeten ook accepteren dat in zo’n complex proces als de hersenontwikkeling zo nu en dan iets mis zal gaan, wat altijd bij een klein deel van de mensen zal leiden tot onvoldoende capaciteiten, geestelijke achterstand en neurologische of psychiatrische problemen. Dit kan ieder kind overkomen in ieder gezin, en de maatschappij zal daar haar verantwoordelijkheid ten volle voor moeten nemen met aangepaste banen, uitkeringen en een goede praktisch gerichte begeleiding. Hier ontbreekt nog veel aan. Men moet tevens door opleiding en voorlichting proberen de schuld van deze problematiek niet langer in de schoenen te schuiven van degenen die buiten hun schuld een hersenontwikkelingsstoornis opliepen.
Gericht aan alle kamerleden en de media etc.,
De in deze video vermelde uitspraken en invoering van nieuw welzijnsbeleid gaf de Hr. Elco Brinkman de aanstoot tot het uit de hand lopen van de kosten in de AWBZ en waar bezuinigingen werden ingevoerd op het welzijnswerk tijdens kabinet Lubbers I en II.
De”Zorgzame Samenleving” en invoering van de gedecentraliseerde welzijnswet 1987 en in en later stadium de herziening van het zorgstelsel door Wisse Dekkers uitlopend in het plan Simons en de uitbreiding in de AWBZ voorzieningen in 1989.
Minister van VWS zat met met de gebakken peren wat betreft de bezuinigingen in de AWBZ vanwege de kostenoverschrijdingen dat het gevolg is van de uitbreiding van de AWBZ voorzieningen in 1989 en de onduidelijke wet en regelgeving waar in de Wet signalement toelating zorginstellingen 2003 niet de precieze definitie is vastgelegd wat een zorginstellingen is en wat voor taken deze behoort uit te voeren i.v.m. de diverse zorgvragende groepen en waar elk persoon met paar man en een bestuursstructuur zonder opleidingen en diploma”s een AWBZ-instelling kan opzetten want er is geen wettelijk toezicht erop geregeld.De vraag is wie de aanzet geeft tot strafrechterlijke vervolging van genoemde personen vanwege de ministriele verantwoordelijkheden vastgelegd in artikel 42 van de Nederlandse Grondwet.
Dit kan alleen bij een besluit genomen door de meerderheid van de tweede kamerleden of bij een Koninklijk besluit.
![]() |
Dit online album bevat 22 foto’s en blijft beschikbaar op SkyDrive tot 20-06-2011.
|
||||||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|||
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |
|||
![]() |