Parlement en regering:rijp voor een nieuwe politieke levenscyclus?

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De Volkskrant 

‘Werkende Nederlander krijgt land terug’

Van onze verslaggeefster Yvonne Doorduyn − 30/09/10, 19:01

Onder het motto Vrijheid en Verantwoordelijkheid wil het minderheidskabinet Rutte-Verhagen Nederland ‘teruggeven aan de hardwerkende Nederlander’ en toonaangevend worden in de wereld.

Het dictatoriale onzinbeleid dat nergens over gaat als een rijksoverheid faalt in het besturen van een rechtstaat die helaas gebaseerd is beginselen van de VOC mentaliteit

Link:http://herstelderepubliek.wordpress.com/2011/06/04/wij-vieren-200-jaar-bezetting-in-2013/

         http://www.joop.nl/opinies/detail/artikel/de_multiculturele_samenleving_is_niet_mislukt_meneer_verhagen/

Het liberale regeringsbeleid is wel mislukt als er zo met Nederlanders word omgegaan

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De drie politieke clowns/marionetten die nog nooit echt gewerkt hebben  en hun echo-wanbeleid

Maxime Verhagen, Mark Rutte en Geert Wilders bij de presentatie van het regeer- en gedoogakkoord (ANP)

Die ambitie hebben aanstaand premier Mark Rutte (VVD) en beoogd vicepremier Maxime Verhagen (CDA) donderdag uitgesproken bij de presentatie van het regeer- en gedoogakkoord van het nieuwe kabinet. Geert Wilders (PVV), die het minderheidskabinet met zijn 24 zetels gaat gedogen, sprak van een ‘historisch akkoord’. Hij belichtte vooral de gevolgen voor de immigratie.

Bezuinigen

Het nieuwe kabinet gaat zoals verwacht 18 miljard euro bezuinigen. Dat gaat vooral ten koste van ambtenaren, politici, subsidies, ontwikkelingshulp en inkomensoverdrachten zoals de zorgtoeslag en kinderopvangtoeslag. De Eerste en Tweede Kamer worden kleiner en ministeries worden samengevoegd.

 Door de bezuinigingen blijft de economische groei 0,25 procent achter. De kracht van de Nederlandse economie zit volgens Rutte in de hoofden en handen van burgers en de ligging van ons land. Extra geld is er daarom voor het onderwijs en de wegen.

CDA

In het enthousiasme van de drie onderhandelaars leek het beslissende CDA-congres, komende zaterdag in Arnhem, nog slechts een formaliteit. De komst van het centrum-rechtse gedoogkabinet is echter geen gelopen race. Het lukte Verhagen afgelopen nacht na vijftien uur overleg niet de twee dissidenten in zijn fractie – Kathleen Ferrier en Ad Koppejan – te overtuigen.

Betrouwbaar

Verhagen sprak tijdens de persconferentie niettemin zijn vertrouwen uit. ‘Hier ligt een heel mooi regeerakkoord, waar elke christen-democraat zich in kan herkennen. Ik ga deze politieke samenwerking vol vertrouwen aan.’ Rutte sprak van een ‘stabiele coalitie die kan rekenen op een vruchtbare samenwerking met de Staten-Generaal’. Hij deed de voorspelling dat ook veel kiezers van Cohen (PvdA) en Roemer (SP) zich in de plannen zullen herkennen. Wilders kondigde aan dat de PVV zich een betrouwbare partner zal tonen. ‘Wij zijn goed voor onze handtekening. We zijn er helemaal klaar voor.’

 Verhagen sprak expliciet over onderwerpen die Wilders een gruwel zijn. ‘We kijken met een open blik naar de Europese Unie en naar de wereld. Vrijheid is er voor iedereen in gelijke mate – of je nu autochtoon of allochtoon bent, moslim of christen, man of vrouw.’

‘Niet zo van bruggen bouwen’

Wilders benadrukte dat het motto van Rutte en Verhagen niet zíjn motto is. ‘Ik ben niet zo van bruggen bouwen.’ Het aantal niet-Westerse immigranten daalt volgens Wilders de komende jaren tot 50 procent – al komen in het gedoogakkoord dergelijke percentages niet voor. De ingrepen in de sociale zekerheid blijven door zijn toedoen beperkt.

Het ontslagrecht en de WW blijven onaangetast. ‘Ik heb gevochten voor de verzorgingsstaat.’ Ook is Wilders trots op het plan dat criminelen in bepaalde situaties hun paspoort kunnen kwijtraken en de verblijfsvergunning wordt ingetrokken als nieuwkomers er bij hun inburgering met de pet naar gooien.

28 jaar arbeid,belastingen en premies betalen,20 jaar zelfstandig wonen in Almere en dan door toedoen van een nieuwe directie na geheime overname van ons bedrijf word je arbeidsovereenkomst en voorwaarden geschonden en laat de vakbond FNV kiem na 27 jaar betalend lidmaatschap je in de steek en sta je dak en thuisloos op straat en beginnen de omzwervingen langs zwaar gesubsidieerde opvanginstellingen in diverse gemeentes, dan blijkt er geen hulpverlening aanwezig in Nederland voor daklozen zonder verslavingen en zogenaamde psychiatrische achtergronden nog een sociale advocatuur die voor je rechten op komt.Maar ontzettend dankbaar voor de medelevenheid van voorbijgangers en argwanend richting de “christelijke hulpverleners”” en bemoeizuchtige daklozen.

Zoveelste ontwijkbrief

 
 Nationale conventie
Leo Klinkers
‘Als je vandaag blijft doen wat je gisteren ook al deed,
krijg je morgen dezelfde resultaten die je vandaag al had.
Als je ontevreden bent over die resultaten,
dan moet je vandaag veranderen.
Zo krijg je morgen andere resultaten.’
ISBN-10: 90-5414-109-3
ISBN-13: 978-90-5414-109-9
Inhoud
1. Beknopte analyse 7
1.1 Inleiding 7
1.2 Aspecten van ontwrichting 8
1.3 Het is de overheid zelf die problemen veroorzaakt 8
1.4 Waarom is dat niet door het parlement herkend en gestopt? 10
1.5 Wat zijn de consequenties? 14
1.5.1 Verkeerde positionering van de Kamer 15
1.5.2 De Kamer weet dat zelf ook, maar zit in een catch22-situatie 19
2. Wat is er feitelijk in de bovenbouw van de orde van de staat gebeurd? 21
2.1 Inleiding 21
2.2 De uitbouw van de instrumentele positie van het bestuursrecht 21
2.3 De uitbouw van de instrumentele positie van de ondersteunende 23
organisaties
2.4 De positie en het functioneren van de politieke partijen 26
2.5 Kiezen, knopen doorhakken, een doorbraak forceren, is de 27
belangrijkste opgave
3. Ingrijpen in de machinekamer van de democratie 30
3.1 De steen in de vijver: de eerste concentrische cirkel 30
Aanbeveling 1 31
3.2 De tweede concentrische cirkel 42
Aanbeveling 2 42
3.3 De derde concentrische cirkel 47
Aanbeveling 3 47
3.4 De vierde concentrische cirkel 51
Aanbeveling 4 51
3.5 De vijfde concentrische cirkel 53
Aanbeveling 5 53
Bijlage 0 Geraadpleegde personen 55
Bijlage 1 De oorsprong en werking van het meebesturen van de 57
Tweede Kamer
Bijlage 2De voorbeeldige volksvertegenwoordiger 61
Bijlage 3De vergadering van de Commissie voor de Werkwijze 64
van de Kamer op 15 maart 2004
Bijlage 4De kracht van het nieuwe staatkundige verschijnsel 66
‘Themacommissie’ in de Tweede Kamer
Bijlage 5 Een voorstel tot herijking van het stelsel van de 71
ministeriële verantwoordelijkheid
Verdere discussiepunten
Bijlage 6Ombouw van de rijksdienst 74

Ten geleide
Op de startconferentie van de Nationale conventie hebben leden en
adviseurs zich gebogen over de agenda van de conventie.
Daar rolde een aantal thema’s uit die de conventie zou gaan behandelen.
Op de eerstvolgende ledenvergadering is besloten deze thema’s
te verdelen over enkele werkgroepjes van leden. Deze leden kregen de
vrije hand om de conventie te dienen met hun ideeën en aanbevelingen.
Het eerste deel van het proces van de conventie is dus oriënterend
geweest. In het tweede deel van het proces is gekeken welke van de
resultaten van de werkgroepen de instemming konden krijgen van de
gehele conventie en hoe de vier thema’s met elkaar in verband gebracht
zouden kunnen worden.
Deze voorstudies van de werkgroepen van leden en van één enkel lid
zijn hier bij elkaar gebracht.
De leden Zoethout, Kuiper, Ramadan en Sap brachten een deelrapport
uit over de positie van de grondwet in de samenleving.
De leden Pijpers, Sap en Kuiper brachten een deelrapport uit over de
aansluiting van de Europese besluitvorming op de nationale besluitvorming.
De leden Ankersmit, Klinkers en Van Baalen brachten een deelrapport
uit over de verhouding regering/parlement.
En het lid Klinkers bracht een eigen rapport uit over het functioneren
van de volksvertegenwoordiging.
U treft één van deze deelrapporten hier aan. Voor de inhoud ervan is
(zijn) de auteur (s) verantwoordelijk.
Ik ben zeer onder de indruk van het werk dat is verzet door deze leden.
De conventie heeft dankbaar gebruik gemaakt van de resultaten van
de werkzaamheden van deze leden.
Deze vier voorstudies zijn hier bij elkaar gebracht, maar elk afzonderlijk
leesbaar.
Mr. R.J. Hoekstra, voorzitter Nationale conventie.

7
1. Beknopte analyse
1.1 Inleiding
In gesprekken met personen (zie Bijlage 0) die ik over de taakopdracht van
de Nationale Conventie raadpleeg zegt men steevast dat de Conventie geen
voorstellen moet doen zonder een gedegen analyse. Vervolgens beginnen ze
zelf met zo’n analyse. Die bevat steeds twee elementen: 1) Nederland is een
volk in verwarring en onzekerheid; 2) het functioneren van het politieke
systeem in het algemeen en van het parlement in het bijzonder, neemt deze
verwarring en onzekerheid niet weg, maar lijkt deze juist te versterken.
Dat functioneren van politiek en parlement vat men samen onder het door
velen gebruikte begrip ‘politieke cultuur’. Een cultuur die zich onder meer
kenmerkt door jagen op incidenten, in combinatiemet zelfpromotie viamediaaandacht.
Op hun beurt versterken de media dat proces door de democratie
te dramatiseren. Zo creëren ze een door het beeld gedreven samenleving.
Al met al acht men de representatieve democratie in gevaar, of op zijn minst
lijdend aan tekortkomingen en achterstallig onderhoud. Vertrouwen tussen
inwoners en overheid, het tere weefsel dat de samenleving bijeenhoudt, is
daarvan het eerste slachtoffer.
Dat die politieke cultuur moet verdwijnen, en dat de ‘dramademocratie’1 grote
vraagtekens oproept, acht men evident. Maar – zo stelt men – daarvoor moet
je een analyse maken van de onderliggende oorzaken en die wegnemen.
Vandaar deze tekst.
Die staat in het teken van de opwekking2 van Herman Tjeenk Willink in het
Jaarverslag 2005 van de Raad van State: ‘Volg het spoor terug’. In tweeërlei
opzicht: ga terug naar de uitgangspunten van ons staatsbestel en analyseer
wat onderweg is fout gegaan. Dit document doet daartoe een poging. Het is
bedoeld als een diagnose van oorzaken en achtergronden van het verval van
het politieke systeem. Het probeert te verklaren wanneer in de marsroute
der grote fouten in de afgelopen dertig jaar verkeerde afslagen zijn genomen,
als gevolg waarvan ontwrichting van het politieke ambt, het belangrijkste
ambt ter wereld, zich gaandeweg is gaan vertalen in verschijnselen van ontwrichting3
van de samenleving.
1 Onder de grote hoeveelheid publicaties over het verval van de kwaliteit van de parlementaire-politieke journalistiek is De Dramademocratie
( Terra-Lannoo 2003) van de Vlaamse M. Elchardus een hoogtepunt. Vraag (van de kant van inhoudelijk zwakke parlementaire
tv-rubrieken) en aanbod (van de kant van publiciteitsbewuste parlementariërs) spelen hier een dubieuze rol. Bij het minste incident
roept een doorsnee parlementariër al dezelfde dag nog bij Nova of Netwerk dat ‘dit natuurlijk niet kan’, om binnen twaalf uur de
minister lastig te vallen met vragen. Spoeddebatten – zelfs over zaken waar de minister niet over gaat, bijvoorbeeld in de sfeer van
de ZBO’s – worden al te gemakkelijk uitgelokt en door de voorzitter toegestaan. Een ontwikkeling die grote druk legt op het stelsel
van de ministeriële verantwoordelijkheid. Een ander aspect betreft het gemak waarmee de politieke pers uitspraken van politici uit
hun verband rukt, zoals die van Wouter Bos over de kwaliteit van allochtone raadsleden na de gemeenteraadsverkiezingen in 2006.
Het zou een goede zaak zijn om een Raad voor de Parlementaire Journalistiek op te richten (liefst samen met Vlaanderen in het
kader van de Vlaamse Strategienota Nederland van oktober 2005), om meer kwaliteit in de parlementaire journalistiek te realiseren.
2 Raad van State, Jaarverslag 2005, p. 41.
3 Zie daarover ook A.C. Zijderveld, De ontwrichte samenleving. De wortels van onze hufterigheid, in Vrij Nederland van 7 juli 2001.
8
Op basis van die diagnose volgen aanbevelingen voor herstel van – in jaren
ingeslopen en ingesleten – defecten van de representatieve democratie4.
Aanbevelingen die tot doel hebben een verouderd politiek bestel aan te passen
aan de sterk veranderde omstandigheden vergeleken met dertig jaar terug.
Deze ‘therapieën’ worden gezien als noodzakelijk te vervullen voorwaarden
voor een mogelijk herstel van vertrouwen in de orde van de staat. Dat is het
wenkend perspectief.
1.2 Aspecten van ontwrichting
Veel geraadpleegde personen schetsen de factoren die de samenlevingsverwarring
aanjagen in termen als: diep ingrijpende veranderingen die elkaar
zeer snel opvolgen; meer technologische ontwikkelingen in de laatste tien
jaar dan in de negentig jaar daarvoor; snelle ontkerkelijking met nog snellere
nieuwe geloofsuitingen die haaks staan op de trend van secularisatie; individualisering,
fragmentatie, veroudering, vervreemding, verarming en vereenzaming;
calculering, onthiërarchisering en ontideologisering; de dominantie
van het extreem op sensatie gerichte tv-beeld; de dreiging van terrorisme.
Men ziet als effect daarvan verwarring, onmacht, onzekerheid, frustratie en
verzet. Gevoegd bij een afnemend vertrouwen in de (geloofwaardigheid5 van
de) overheid en een groeiende kloof tussen die overheid en de samenleving,
ook al omdat de politiek de snelle ontwikkelingen binnen de samenleving
niet volgde met een daarop aangepaste orde van de staat6. Dat laatste, die
kloof, is niet uniek voor Nederland. In andere democratieën – zo stelt men –
doet die zich ook voor, maar de Nederlandse situatie lijkt zeer ernstig te zijn.
Dat uit zich onder meer in een toenemend aantal mensen dat Nederland
verlaat omdat ‘ze het niet meer zien zitten’ in ons land. Dat negatief migratiesaldo
komt overigens overeen met gegevens van het Centraal Bureau voor
de Statistiek7.
1.3 Het is de overheid zelf die problemen veroorzaakt
Deze observaties over de achtergronden van een samenleving in frustratie,
zijn niet nieuw. Wel kruipt langzaam maar zeker een nieuw element in de
analyse naar voren, namelijk dat de overheid zelf een oorzakelijk element in
dat proces van voortschrijdende verwarring en onzekerheid is. In de afgelopen
jaren is dat op twee belangrijke momenten goed geanalyseerd: in de grote
hoeveelheid interpretaties van het verschijnsel Fortuyn en in de analyse8 van
4 Dit impliceert dat deze notitie slechts in beperkte zin handelt over vormen van directe democratie. Niet omdat ik die zou afwijzen,
maar omdat ik de representatieve democratie van een hogere orde acht dan de directe. Deze laatste is weliswaar nuttig en onder
omstandigheden ook nodig, maar in mijn visie alleen als aanvulling op de representatieve democratie. Sterker nog, ik acht klakkeloze
pleidooien voor de introductie van vormen van directe democratie dodelijk voor de representatieve, zolang deze nog in de huidige
staat van achterstallig onderhoud verkeert. Ik steun overigens ten volle de aanbevelingen van de Nationale Conventie op het vlak
van burgerparticipatie c.a., mits tevens ruim aandacht wordt besteed aan herstel van de representatieve democratie.
5 Jaarlijkse metingen door het Sociaal Cultureel Planbureau tonen een verontrustende snelle daling van de geloofwaardigheid van de
overheid in de ogen van de samenleving. Het is een bijzondere zaak dat in opdracht van het Beraad van Secretarissen-generaal
door een aantal studenten van de Masteropleiding van de NOSB een studie is gemaakt (Den Haag, 3 juni 2005) onder de titel De
Staat van Vertrouwen. Het komt niet vaak voor dat door of namens dat Beraad van secretarissen-generaal visies in de openbaarheid
verschijnen. Het is te meer opmerkelijk dat (het afnemende) vertrouwen het thema was.
6 Bijvoorbeeld door het invoeren van (al dan niet experimentele) vormen van nieuwe kiessystemen. Dit onderwerp blijft verder buiten
beschouwing omdat het onder het Burgerforum valt. De bezorgdheid die aanleiding is geweest tot instelling van zowel de Nationale
Conventie als het Burgerforum heeft overigens een treffende gelijkenis met die van de Franse revolutie, de bakermat met onze huidige
democratieën. Een zorg die zich uitdrukte in de vraag: hoe kunnen we ervoor zorgen dat de mensen vertegenwoordigd zijn een in
centrale sturingscabine.
7 Zie W. Derks, P. Hovens, L. Klinkers, Structurele bevolkingsdaling. Een urgente nieuwe invalshoek voor beleidsmakers, Den Haag,
februari 2006, p. 9.
8 Hans Anker, Kom maar naar de camping! Tijd voor een reality-check. Anker Solutions, september 2005. De analyse is gemaakt in
opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
9
Hans Anker van de achtergronden van de nee-stem bij het referendum over
de Europese Grondwet/Verdrag. Beide typen analyse wijzen op ‘we hebben
het wel gehad met die overheid en met die politiek’.
Dat sluit naadloos aan opmin ofmeer recente uitspraken over het functioneren
en over de kwaliteit van de politiek: ‘politicide’ (De Beus), ‘democraticide’
(Ankersmit), ‘maatschappelijke ontwrichting’ (Zijderveld), ‘de overheid creëert
een pre-fascistisch klimaat (Hoogerwerf), ‘de overheid verkeert in een systeemcrisis’
(Wijffels), ‘veel beleid heeft perverse uitwerkingen (Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid), ‘er is een noodzaak tot beleidsbeëin- diging’
(Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling), ‘politiek als oorzaak van
de belangrijkste maatschappelijke problemen’ (Klinkers), ‘vernietiging en
destructie van het weefsel van de samenleving, te weten vertrouwen’ (Goedkoop),
‘de samenleving mag dan niet maakbaar zijn, iets kapot maken lukt
de politiek nog altijd vrij aardig’ (Hilhorst). Allemaal kwalificaties van overheidshandelen
dat averechts, contraproductief uitwerkt. Deze zware woorden
komen niet voort uit goedkoop effectbejag van personen die graag op Nova
willen verschijnen, maar zijn, na doordachte analyses, opwellingen van diepdoorvoelde
zorg over het functioneren van regering en parlement.
Ook dit is in wezen niet echt nieuw. Al in de jaren zeventig, tachtig en steeds
vaker in de jaren negentig, is gewezen op het sluipende proces van een politiek
en bestuurlijk systeem dat zich langzaam maar zeker ontwikkelde in technocratisch,
bedrijfsmatig en managerial opzicht. Het bracht Jouke de Vries tot
de kwalificering managementstaat9. Het is niet voor niets dat Tjeenk Willink
zijn laatste rapport als regeringscommissaris voor de rijksdienst in 1986 de
titel gaf: ‘Kunnen politici veranderen?’ Sindsdien pleit hij onvermoeibaar voor
herstel van de statelijkheid van de instituties, voor herijking van partijpolitiek
ageren op ideologische grondslag, voor radicale maatregelen ter beëindiging
van bureaucratisering en regulering, voor een stop op de onstuitbare stelselwijzigingen,
voor herstel van, en respect voor, de professionaliteit van de uitvoering,
voor herstel van het particulier initiatief en het maatschappelijk
middenveld, voor het doen ophouden van bederf van de publieke zaak door
het te vervuilen met bedrijfsmatige10 concepten. Zijn zorgen culmineren in
het meest recente Jaarverslag 2005 van de Raad van State. Scherper dan
ooit tevoren uit hij zijn bezwaren tegen het virus van bedrijfsmatigheid met
zijn woorden als producten, klanten, managers, productie-afspraken, prestatiecontracten,
resultaatverplichtingen, input-, output- en outcomesturing 11,
shared services, registraties, protocollen en zo meer.12 Dat virus heeft de ge-
9 Jouke de Vries, Lege staat of lege bestuurskunde, Leiden 2001, p. 7. De Vries stelt voorts dat de bestuurskunde dat patroon van verschuiving
van politiek en beleid naar management en bedrijfsmatig opereren volgde. Terecht bepleit hij op p. 13 een reanimatie van
de politiek en de politicologie in de bestuurskunde. Zie ook zijn Paars en de managementstaat, Garant 2002.
10 Hoeveel gespreksstof zou er nog zijn als er een verbod zou komen op het gebruik van bedrijfsmatig jargon in de rijksdienst? En hoevelen
beseffen dat met de introductie van bedrijfsmatige concepten de staat wordt onderuitgehaald? Wie is in staat dit te doorbreken?
De politiek, de uitvoerder, de burger? De politiek zal dat niet doen om gevestigde belangen niet te schaden. Uitvoerders en burgers
zullen het niet doen omdat ze dan een revolutie of een opstand moeten ontketenen.
11 Dit zijn typische voortbrengsels van een overheid die niet kan omgaan met onzekerheden. Slechts weinigen realiseren zich echter
dat dit soort, op prestaties en resultaten gerichte, activiteiten species zijn van het genus quoterings- of ook wel capaciteitsbeleid.
Dergelijk beleid is uit zijn aard criminogeen. Heeft dus in zich het zaad dat onder omstandigheden kan ontkiemen tot crimineel gedrag.
Kenmerkende voorbeelden zijn: hoe harder men op drugs jaagt, hoe beter het terrorisme zichzelf financiert. Hoe strenger het
asielbeleid, hoe sterker de mensenhandel floreert. Hoe meer men melk- en wijnplassen wenst te verkleinen, hoe meer geld er via
fraude aan verdiend wordt.
10
12 Een van de geraadpleegde personen stelde dat je dit gedrag van de overheid zou kunnen vergelijken met stemmingswisselingen bij
een ernstige psychische ziekte. Men is het staatkundig spoor bijster geraakt. Daaronder valt naar zijn mening ook de anomalie om
zowel de uitzetting als de integratie van asielzoekers onder één minister te brengen. Hier past ook een citaat uit het boek van Hans
Berg, De eigen aard van de overheid, SDU 1998, p. 55: ‘De aanvankelijk goed bedoelde vormen van rationalisering gaan niet zelden
en schijnbaar ongemoeid hun eigen weg, groeien uit hun voegen en nemen ongemerkt als het ware de macht over. De wetten van
een ontaarde bureaucratie treden in de plaats van de wetten van de externe omgeving, waaraan de organisatie haar bestaan dankt.’
13 Wie herinnert zich nog het boek Wordt planning een plaag? (Uitgeverij VNG 1976) van Ton Planken, presentator van de eerste versie
van het tv-programma Den Haag Vandaag in de jaren zeventig. Plannen is net zo natuurlijk als ademhalen. Dus als zodanig kan het
moeilijk als een plaag worden gezien. Maar de manier waarop de bedrijfsmatige component van planning het politieke element
daarvan is gaan overheersen heeft wel degelijk tot een plaag geleid. Zoals een van de geraadpleegde personen zei: ‘De overheid
maakt tegenwoordig drieste plannen zonder zich te realiseren wat men met die zogenaamde efficiency aan destructie in de samenleving
aanricht.’
14 Verwar het cybernetische begrip positive feedback niet met de populaire uitspraak dat mensen elkaar positieve feedback moeten
geven in een discussie. Dat komt uit het bargoens van de sociale academies van de jaren zeventig en heeft niets met cybernetica te
maken, waar positive dezelfde betekenis heeft als het plusteken op een batterij, of – in de medische sfeer – bij de vaststelling van
het feit dat een patiënt sero-positief is.
15 Zie voor een gedetailleerde toelichting op (de werking van) deze begrippen L.E.M. Klinkers, Beleid begint bij de samenleving.
Een zoektocht naar de menselijke maat. Lemma 2002, p. 101 e.v.
loofwaardigheid van de democratische rechtsstaat ten gronde aangetast. De
staat is geen bedrijf, zijn ambtenaren zijn geen werknemers en de burgers
zijn geen klanten.13
En niet alleen de Raad van State wijst in zijn jaarverslagen op het eroderen
van de kwaliteit van het politieke en bestuurlijke systeem. Ook in publicaties
van de Algemene Rekenkamer en van de Nationale Ombudsman vinden we
bij voortduring ernstige observaties over die afnemende kwaliteit. Het Jaarverslag
2005 van de Ombudsman overlapt in niet geringemate de bedenkingen
die de Raad van State uit over het functioneren van de overheid.
1.4 Waarom is dat niet door het parlement herkend en gestopt?
Dit speelt al vele jaren. Nergens vinden we echter tekenen die erop duiden
dat regering en parlement eens in alle rust zijn gaan neerzitten om zich op
deze situatie te beraden. De vraag is: waarom niet? Waarom is op momenten
waarop het nog mogelijk was verkeerde afslagen te herkennen en ongedaan
te maken, niet ingegrepen? Waarom volgden zij niet het spoor terug om te
identificeren wie, op welk moment, waar, verkeerde politieke besluiten heeft
genomen als gevolg waarvan het hele politieke systeem op een hellend vlak
is geraakt? Waarom moest dit proces van ‘verellendiging’ als vanzelfsprekend
doorlopen tot wat Wijffels nu een ‘systeemcrisis van het openbaar bestuur’
noemt? Het antwoord op die vraag vindt men in het begrip ‘positive feedback’
uit de cybernetica. Het is een neutraal begrip dat niets anders inhoudt dan
voortkoppeling, in tegenstelling tot ‘negative feedback’ dat terugkoppeling
betekent. Maar toegepast op het functioneren van een menselijk systeem,
van een organisatie, is positive feedback14 het ergste wat je kan overkomen,
en negative feedback het mooiste.15
Het laatste, negative feedback, is het universele doelbereikingsmechanisme
voor alle mensen van alle tijden dat, precies zoals Poppers ‘trial motivation and
error elimination’, afwijkingen op een voorgenomen koers meet en vervolgens
ongedaan maakt; als gevolg waarvan men zijn voorgenomen doel bereikt.
Daarom is negative feedback uit de cybernetica hetzelfde als falsificatie uit
de wetenschapsmethodologie. Een daad van positive feedback daarentegen
maakt een koersafwijking niet ongedaan, maar versterkt die; vandaar het
adjectief ‘positive’. Een beleidsvoerder die gevangen zit in een proces van
positive feedback raakt met elke maatregel steeds verder van huis, omdat
zo’n daad een multipliereffect van de afwijking veroorzaakt: 2, 4, 8, 16, 32 et
cetera. Daar komen begrip als ‘averechts’ en ‘contraproductief’ vandaan.
Dit is echter nog niet de kern van het probleem. Mensen die deze principes van
de cybernetica kennen, kunnen daarnaar handelen en tijdig de verderfelijke
werking van een positive feedbackmechanisme uitschakelen. Het probleem
is echter dat het net zo werkt als bij een melt-down van een kernreactor: als
je op tijd de machines kunt uitzetten is een ramp nog te voorkomen; ben je
echter te laat, dan kruipt dat proces uit zichzelf door van kwaad tot erger,
zonder dat je daar iets tegen kunt doen; de afwijking woekert autonoom door
totdat de ramp compleet is.
Alleen dit principe kan dienen als verklarend antwoord op de vraag waarom
de door velen bekritiseerde voortwoekerende regulering, bureaucratisering,
stelselwijzigingen, reorganisaties onder toverformules als marktwerking16
en liberalisering niet stoppen, maar juist aanwakkeren: eenmaal voorbij een
point of no return neemt positive feedback autonoom de versterking van de
afwijking over. De consequenties daarvan zijn: of de wal keert het schip, met
een onoverzienbare schade tot gevolg, ofwel men stopt dat proces van voortgaande
afwijkingenmet extreemharde ingrepen. Vergelijk de ultiememaatregel
in het geval van een melt-down: dan rest niets anders dan de kerncentrale
in zijn geheel in beton te gieten.
De gebeurtenissen na dit point of no return komen overeen met het begrip
withinputoverload uit de sociale psychologie17: dat is een uit zichzelf voortwoekerend
proces van onophoudelijke én uitbreidende structuren en procedures
binnen een systeem, per definitie gericht op het bedenken van nieuwe
instrumenten om overload van het systeem te accommoderen. Waar overload
van input eerst van buiten kwam, overstijgt deze op een zeker moment een
bepaald niveau van overlast, waarna er steeds meer input van binnenuit
gegenereerd gaat worden, als gevolg waarvan interne structuren, procedures
en ander instrumentarium keer op keer worden aangepast, uitgebreid, verfijnd
en verveelvoudigd. De parafencultus, snel opeenvolgende reorganisaties,
stelselwijzigingen en het regelen van uitzondering op uitzondering (in plaats
van het stellen van algemeen verbindende voorschriften) zijn daarvan bekende
voorbeelden. De instrumenten keren zich dan tegen hun eigenaars.
Het maakt met name professionele uitvoerders (vooral ook de uitvoerende
gemeenten) radeloos. Protocollen en nieuwe managementlagen nemen de
plaats in van hun oorspronkelijke discretionaire – op de praktijk geënte –
bevoegdheden.18 De output (producten en diensten) verschraalt, de outcome
(beoogd maatschappelijk effect) komt steeds minder vaak op zijn plek terecht,
11
16 Zo stelt Marc Chavannes terecht in zijn artikel Eerst aanpakken dan pakjesavond. Taxi! in NRC Handelsblad 8 juli 2006: ‘Het te pas
en te onpas gebruikte toverwoord ‘markt’ heeft in dit goedgelovige land een waslijst aan halfuitgedachte constructies gebaard,
waar niemand voor aansprakelijk is, en die in veel gevallen geen betere dienstverlening hebben opgeleverd.’
17 Zie D. Katz en R.L. Kahn, The Social Psychology of Organizations, New York 1966.
18 In een klein maar fijn artikel in NRC Handelsblad van 7 juli 2006 onder de titel Zo gaat het zonder technici aan de top, beschrijft
H.F.R. Schöyer, hoe het komt dat de NASA, ondanks input van anderhalf miljard dollar, de problemen rond het isolatiemateriaal van
de space shuttle niet heeft opgelost: dat ligt aan demodernemanier van leidinggeven. De top van veel organisaties bestaat uit personen
(economen, bestuurskundigen, juristen) die geen kennis hebben van de technische aspecten van het bedrijf dat ze leiden, waardoor
ze niet in staat zijn de juistheid van expertgedreven adviezen van hunmedewerkers op hun waarde te schatten. ‘Technische oplossingen
zijn vaak eenvoudig, maar de moderne manier van leidinggeven maakt de uitvoering daarvan bijna onmogelijk.’
12
19 W.J. Deetman, Staatkundige, bestuurlijke en staatsrechtelijke vernieuwing, Rapport van de Bijzondere Commissie Vraagpunten van
16 november 1990, Tweede Kamer 1990-1991, 21 427, nr. 3.
20 Zie voor de manier waarop de zorgverzekeraars de tandartsen in een houdgreep hebben kregen NRC Handelsblad 27 juni 2006: Doe
de patiënt en de tandarts geen pijn.
waarna verwarring en onzekerheid, frustratie en verzet, vervreemding en
vertrek het enige is wat de samenleving rest.
Dit is de essentie van de zaak.
Vanaf de jaren zeventig is weliswaar in toenemende mate gewezen op een
functioneren van de overheid dat steeds meer vraagtekens oproept, maar
omdat niemand een pas op de plaats maakte is ergens in die periode het point
of no return gepasseerd, waarna de overheidsmachine – net als een kernreactor
– op hol is geslagen. De Commissie Deetman19 heeft begin jaren negentig
nog een poging gedaan om opnieuw enige staatkundige, staatsrechtelijke en
bestuurskundige zuiverheid in het systeem te brengen, maar de uitgevoerde
maatregelen zijn tezamen genomen onvoldoende krachtig geweest om het
voortwoekerende proces van ‘verellendiging’ te stoppen, en te keren.
Elke periode van dat autonoom afglijdende proces vanaf de jaren zeventig kent
zo zijn eigen begripsomschrijving. Zo heet de periode waar wij als Nationale
Conventie momenteel mee te maken hebben die van de neoliberalisering van
de staat. Dat is een ageren van de staat vanuit principes van bedrijfsmatige
efficiency, met veelvuldig gebruik van slagwoorden als liberalisering en
marktwerking. Het effect daarvan is echter precies het tegenovergestelde
van wat men beoogt. Per saldo is er niet sprake van bevrijding (toch de idee
achter liberalisering?), noch van enige werking van vraag en aanbod voor
burgers (toch de idee achter marktwerking?) maar van een extra opstuwing
van nog meer regels en bureaucratisering. Voorafgaande aan zogenaamde
daden van liberalisering enmarktwerking ontwerpt de overheid namelijk eerst
een ondoordringbaar stelsel van (rechts)beschermende, toezichthoudende
en controlerende structuren en procedures om gevreesd uitglijden van de
markt te voorkomen. Maar die wurgen daarmee automatisch de beoogde
vrijheid en werking van vraag en aanbod, zijnde vooral een vertrouwenskwestie.
Wat onder begrippen als liberalisering en marktwerking wordt aangeboden
is in de praktijk niets anders dan centralistische marktordening waarbij de
rijksoverheid toch steeds weer de finale bevoegdheden naar zich toehaalt,
maar een ander met de finale verantwoordelijkheden opzadelt.
Per saldo verkeren we anno 2006, zeker nu enkele grote operaties zoals bijvoorbeeld
de invoering van het nieuwe zorgstelsel min of meer voltooid zijn,
in een situatie die Nederland nimmer heeft gekend: de overheid blijft met
haar regulering de randvoorwaarden voor marktwerking beheersen (en pleegt
dus marktordening), terwijl de markt probeert geld te verdienen via gebruikmaking
van de zwakke punten in het nieuwe systeem, gevoegd bij snelle fusies.
Daardoor ontstaan bovenop bestendigde staatsmonopolies ook nog eens
marktmonopolies.20 Een slechtere uitgangssituatie aan het begin van de
nieuwe eeuw is nauwelijks denkbaar. De op centrale beheersing gebaseerde
13
21 J. Boelhouwer, Marktwerking openbaar vervoer is tot mislukken gedoemd, in NRC Handelsblad van 31 mei 1999.
22 Zie het artikel van Frank Ankersmit in Volkskrant van 22 april 2006 onder de titel Het liberalisme is te slordig.
23 Er zijn meer mensen die deze processen relateren aan het communistisch systeem van vóór de val van de Muur. Zo staat in het artikel
De UvA ziet niet wat er in- of uitgaat (NRC Handelsblad 7 juli 2006), handelend over de centralistische en ‘controlistische’ praktijken
aan de universiteit van Amsterdam, de uitspraak dat de moderne bestuurlijke verhoudingen aan de universiteit van Amsterdam
worden gekenmerkt als een ‘semi-stalinistisch stelsel’.
24 E. Tonkens, Mondige burgers, getemde professionals, Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW), Utrecht Sociaal Beleid 2003.
verzorgingsstaat heeft plaatsgemaakt voor een evenzeer op centrale beheersing
gebaseerde terugtocht van de staat. Van een eerste generatie bureaucratiserende
regulering schuiven we door naar een tweede generatie, waarbij
we ons als burger op geen enkele manier kunnen beschermen tegen monopoliserende
tendensen van de markt, en waarbij we ook nog in aanmerking
moeten nemen dat de voedingsbodem voor die tendensen liggen besloten in
de regulerende systemen van de overheid.
De vergelijking met de landbouwpolitiek van Sicco Mansholt dringt zich hier
op: topdown gedecreteerde schaalvergroting, het doorbreken van de organisch
gegroeide schaal van het landbouwbedrijf, de zucht naar zogenaamde efficiency
en kostenbeheersing, leidden tot onbeheersbare overschotten, usurpatie van
het Europese budget door de landbouw, niet sluitende eindafrekingen en
fraude in het Europese landbouwsysteem. Of, een ander voorbeeld, exact
dezelfde manoeuvres door Van Kemenade (en enkele van zijn opvolgers) in
het onderwijs, met een ontreddering van het onderwijssysteem als gevolg.
Demanier waarop het oorspronkelijke gedecentraliseerde systeemvan de Wet
Maatschappelijke Ondersteuning tijdens de parlementaire behandeling in
2005-2006 weer is omgebogen naar centrale besluitvorming op vitale aspecten,
is slechts één voorbeeld van vele centraliserende bewegingen, waaronder die
van het politiesysteem. Een ander recent voorbeeld, eind maart 2006 in de
media uit de doeken gedaan, is het mislukken van de decentralisatie van het
regionale openbaar vervoer onder principes van zogenaamde marktwerking.
Zoals in 2000 door sommigen voorspeld, onder andere door Jan Boelhouwer21,
toen gedeputeerde in Noord-Brabant, nu lid Tweede Kamer, is het stelsel
van privatisering van dat vervoer via een systeem van concessies uitgedraaid
op minder bussen, minder passagiers, hogere prijzen en arbeidsonlusten.
Enfin, dit is niet de plek om met vele honderden recente en minder recente
voorbeelden de werkelijke – averechtse – (markt)werking van overheidsbeleid
te demonstreren.
Dit zijn voorbeelden van processen die in de terminologie van Frank Ankersmit22
onder neofeodalisering vallen: wat men als vrijheid aanbiedt blijkt per saldo
een nieuwe vorm van slavernij te zijn, dus het tegenovergestelde van wat werd
beoogd. Naast neofeodalisering wordt het (vooral ook door ambtenaren in
de rijksadministratie!) ook wel centralistische, marxistische-leninistische23
marktordening genoemd. Dat werpt een ander licht op de stelling van Evelien
Tonkens24 datmarktwerking slecht is omdat het de bureaucratisering aanjaagt.
Strikt genomen is er namelijk geen sprake van enige marktwerking. Het is
marktordening wat de klok slaat, en dat die in ernstige mate bureaucratiseert
weten we na zeventig jaar Sowjetbewind wel. Er zijn maar weinig voorbeelden
van werkelijke en ook succesvolle marktwerking. Ik denk hier aan het loslaten
14
25 Zie daarvoor ook het artikel De vernietigingsdrift van de overheid maakt het weefsel van de samenleving kapot, van Hans Goedkoop
in NRC Handelsblad van 11 november 2005, een verkorte weergave van de ‘Pietje Bel’ lezing 2005. Voorts de reactie van Lucas van
Spengler daarop onder de titel Overheid is zelf oorzaak, in NRC Handelsblad van 1 december 2005.
van de vaste broodprijs en van het monopolie van de telefonie (hoewel ook
bij dat laatste vraagtekens kunnen worden geplaatst; Opta en de Europese
Commissie grijpen nog regelmatig in). Voor beide voorbeelden van marktwerking
geldt dat ze ontworpen zijn in de jaren tachtig. Toen dachten sommige
ministers nog goed na, en luisterden ze naar de adviezen van hun ambtenaren
over de strategie die iemand moet hanteren op zijn terugtocht uit een domein
waar hij niets (meer) te zoeken heeft. Een zeer moeilijke avontuur, zo’n terugtocht,
want die is niet te volbrengen zonder weergaloze schade aan te richten.
De vergelijking met de aftochten van Napoleon en Hitler uit Rusland dringt
zich op. Eerst bezetten ze een domein dat niet het hunne was, richtten daar
onbekommerd schade aan, moesten na enige tijd erkennen dat alleen nog
een terugtocht restte,maar creëerden per saldo een ordeloze bende. Dit beeld
en deze vergelijking zal menigeen niet aanstaan. Maar zolang men niet wenst
te zien dat onze rijksoverheid – ondanks alle oprechte goede bedoelingen –
bezig is de samenleving te ontwrichten door onwetendheid over de werking van
cybernetische principes van goede en foute politieke besluitvorming, zolang
zal de beschadiging van het tere weefsel van de democratie, het vertrouwen,
verder aan flarden worden gescheurd.25
Men dient dit beeld van ‘een overheid op terugtocht uit een gebied waar zij
niet thuis hoort’ te zien in relatie tot de wens van de regering dat burgers
meer eigen verantwoordelijkheid nemen; dat ze een eigen ruimte gaan bezetten
waar ze zelf beslissingen over hun eigen leven nemen. Op de idee
daarachter is natuurlijk weinig aan te merken. De praktijk is echter dat als
iemand in Nederland zijn eigen verantwoordelijkheid wil nemen, hij eerst
nog een aantal formulieren moet invullen. Stel je voor dat het nemen van de
eigen verantwoordelijkheid zou leiden tot uitglijders. Dat kan toch niet?
Daarom zal degene die zijn eigen verantwoordelijkheid neemt daarover minstens
eenmaal per maand verantwoording moeten afleggen aan een toezichthoudend
orgaan, en minstens eenmaal per jaar moeten gedogen dat een
visitatiecommissie zijn ‘eigenverantwoordijkheidskracht’ komt monitoren.
Nog steeds is het besef minimaal dat als een burger een eigen ruimte moet
gaan innemen, de overheid die ruimte moet verlaten. Netjes en voornaam.
Anders is er geen plaats voor die burger.
1.5 Wat zijn de consequenties?
De cybernetische principes van de werking van dat mechanisme heb ik inmiddels
kort aangeduid. Nu de consequenties daarvan. De meeste mensen
gebruiken woorden als ‘averechts’ en ‘contraproductief’ zonder dat ze beseffen
wat ze daarmee zeggen, namelijk dat iemand iets doet wat precies
het tegenovergestelde oplevert van wat hij beoogde. Dat kan iedereen wel
eens een keer overkomen, maar als dat – volgens een overweldigende hoeveelheid
publicaties – voortdurend het geval is, is er sprake van een pathologisch
verschijnsel, van een zeer ernstige graad van ziekte. Niet alleen begrijpt
15
men de portée van een begrip als averechts niet, ook is er geen besef dat het
bestrijden van die ziekte om diepingrijpende maatregelen vraagt. Een contraproductief
opererende overheid gaat niet productief opereren door een
conferentie over politieke cultuur te organiseren, of door de rijksadministratie
te reorganiseren. Dit kan alleen worden gestopt en gekeerdmet buitengewoon
hard ingrijpen in demachinekamer van de democratie, de Tweede Kamer, zelf.
Om dat straks bij de aanbevelingen te motiveren volgt nu eerst een stukje
parlementaire geschiedenis.
1.5.1 Verkeerde positionering van de Kamer
Het hierboven geschetste mechanisme van positive feedback van een zichzelf
versterkend proces van voortgaande koersafwijking wordt in de kern veroorzaakt
en aangejaagd door een verkeerde positionering van de Tweede Kamer.
Die is overigens geleidelijk gegroeid, maar krijgt zijn point of no return, en
daarmee het begin van de withinputoverload, tussen 1970 en 1976. Toen begon
de ‘melt-down’ van het politieke systeem26, die nu, dertig jaar later – naast
de exogone processen die verwarring en onzekerheid van de samenleving
veroorzaken – endogeen die verwarring en onzekerheid versterken in plaats
van wegnemen.
Het voert te ver om op deze plaats uitvoerig stil te staan bij de aard en werking
van dit point of no return. Details daarvan beschrijf ik in Bijlage 1. Daar staat
ook een verwijzing naar een nog meer gedetailleerde analyse van wat zich in
de periode 1970-1976 heeft afgespeeld. Hier volsta ik met een puntsgewijze
samenvatting van de gebeurtenissen, en de karakterisering daarvan, als oorzaak
van een pathologische proces waarvan het momentele tussenresultaat
wordt aangeduid als ‘het is die politieke cultuur die niet deugt’.
In staccato:
• Vanaf 1970 stroomden veel afgestudeerde jongelui de rijksdienst binnen
in het kader van het scheppen van banen voor werkloze academici. In diezelfde
periode raakte de ‘beleidsnota’ als instrument voor sturen op beleid
in zwang. Dit, namelijk de aanwezigheid van veel ambtenaren die ‘iets’
moesten doen, gevoegd bij dat betrekkelijk nieuwe beleidsinstrument,
leidde snel tot een hausse van beleidsnota’s.
• Bij de behandeling van de Oriënteringsnota Ruimtelijke Ordening dwong
de Kamer – tegen de zin van minister Gruijters – een nieuw, ongrondwettig
instrument af, de zogeheten amenderingsmotie: een recht van de Kamer
om beleidsnota’s te mogen wijzigen; fracties gingen vervolgens meer en
meer beleidsnota’s verlangen, en stortten zich massaal op het amenderen
daarvan; de agenda’s raakten overvoerd;
• In de Tweede Kamer wonnen Van Thijn c.s. in 1976 een felle strijd met
Franssen27 c.s. over de positie van de Tweede Kamer in relatie tot beleid
maken; de Kamer positioneerde zichzelf als het ‘beleidsbepalend krachten
26 Het voert te ver omhier in te gaan omde diepst liggende oorzaken van dezemelt-down. Die lagen inmijn visie besloten in het opereren
van het kabinet Den Uyl-Van Agt. Zie voor een beschrijving daarvan L.E.M. Klinkers, Beleid begint bij de samenleving, Een zoektocht
naar de menselijke maat, Lemma 2002. Ook P. van Walsum ziet in zijn Verder met Nederland. De kritische terugblik van een topdiplomaat,
Balans 2001, dat dit kabinet het begin is geweest van een proces van afglijden in politiek en staatsrechtelijk opzicht. Een visie die
men ook aantreft bij Jan Tromp in De politiek is in de greep van platte krachten, in de Volkskrant van 8 juli 2006.
centrum’, tot een ‘besluitvormend college’ op het vlak van beleid. Daarmee
verliet de Kamer, zeer tegen de zin van Franssen, zijn controlerende positie
ten opzichte van het kabinet, en namhet de leiding bij hetmaken van beleid.
• De beleidsnota’s stroomden dientengevolge nog meer toe, de agenda’s
raakten nog voller, de Kamer verzocht voorzitter Vondeling in te grijpen
waarna deze in 1976 het Reglement van Orde wijzigde28 door invoering van
twee (tijdelijke!) artikelen ‘nopens de behandeling van beleidsnota’s.’ Bij
deze wijziging werd de bestaande openbare commissievergadering (OCV)
omgebouwd tot een nieuw soort commissie, de zogeheten OCV-Plus; deze
stond Kamerleden toe beleidsnota’s af te werken in commissievergaderingen.
• Nota bene 1: deze ingreep in het Reglement van Orde is een sturen op
structuren en procedures. Dat is altijd fout, tenzij structuren en procedures
zelf de oorzaak van een probleem zijn. Dat was hier niet het geval. De oorzaak
van het overvoerd raken van de agenda van de Kamer lag in de combinatie
van zichzelf positioneren als het beleidsbepalend krachtencentrum,
gevoegd bij de onafzienbare stroom beleidsnota’s, die men overigens zelf
vroeg, en waar de rijksdienst dolgraag op respondeerde omdat in de jaren
zeventig het schrijven van veel en dikke beleidsnota’s een wenkend carrièreperspectief
was.
• Nota bene 2: met deze structuursturing accommodeerde de voorzitter van
de Kamer de inputoverload. Een halsmisdrijf in organisaties. Het enige
antwoord op overlast door teveel werk is het terugdringen van die hoeveelheid
werk. Ter vergelijking het parkeerplaatssyndroom. Als je last hebt van
te veel auto’s die op zoek zijn naar een parkeerplek, moet je niet het aantal
parkeerplekken uitbreiden, maar juist inkrimpen. Uitbreiding trekt naar
haar aard nog meer auto’s aan. Inkrimping van parkeerplaatsen doet ze
verdwijnen.
• Nota bene 3: alleen de Kamerleden Kappeijne van de Copello en Van der
Lek29 betoogden in deze zin tégen het voorstel van Vondeling. Zij stelden
dat accommoderen van teveel werk nog meer werk zou aantrekken en de
Kamer zou laten afdwalen van zijn controlerende en representerende functie.
De rest van de Kamer was echter vóór, passeerde daarmee het point of no
return en stortte zich aldus in het proces van withinputoverload, opgejaagd
door het mechanisme van positive feedback. Nogmaals voor de goede orde:
zo’n proces stopt niet, vermenigvuldigt zich in snelheid en omvang en
woekert voort als een reeks 2, 4, 8, …
• In 1976 schorste Joekes, in functie als vice-voorzitter, de vergadering van
de Tweede Kamer om alle aanwezige Kamerleden te trakteren op een kopje
koffie ter viering van het feit dat bij de behandeling van de voorliggende
beleidsnota er reeds meer dan vijftig amenderingsmoties waren ingediend.
Dat hij beter de alarmklok had kunnen luiden werd in 1980 duidelijk toen
de Kamer, ondergesneeuwd in het werk en wanhopig op zoek naar ‘meer
parkeerplaatsen’, aan Dolman, opvolger van Vondeling, vroeg om in te
grijpen. En die trok – zo werkt het positive feedback mechanisme van zich-
16
27 Zie ook het schriftelijke debat hierover tussen Van Thijn en Franssen in Socialisme en Democratie van maart en september 1976.
Dit debat vond overigens voor een belangrijk deel zijn oorsprong in een artikel van Harry van Wijnen, getiteld Aspecten van en kanttekeningen
bij het functioneren van het parlement, in Socialisme en Democratie maart 1975, p. 95-113.
28 Bijlagen Handelingen Tweede Kamer, 1975-1976, 14 041, nr. 1.
29 Handelingen Tweede Kamer 1974-1975, 11 september 1975, p. 5922-5924 en p. 5926.
17
30 Bijlagen Handelingen Tweede Kamer, 1979-1980, 15 962, nr. 3.
31 Ik deel de visie van Hans Berg in zijn De eigen aard van de overheid, SDU 1998, p. 28-30, dat het profiel van politici moet liggen op
lekenkennis met een integrerend vermogen.
32 Handelingen Tweede Kamer 1979-1980, Bijl. 15.962, nr. 6.
33 Er valt wat te zeggen voor de herinvoering van de manier waarop Vondeling indertijd nieuwe Kamerleden duidelijk maakte (onder
meer Hans van den Doel die, net in de Tweede Kamer, al naar de interruptiemicrofoon rende) dat men toch wel eerst een jaartje de
mores van het huis van de democratie moest leren, alvorens met moties en vragen te komen. Vondelings habitus was steeds gericht
op de kwaliteit van de politieke mens, met respect voor de kwaliteit van de instituties van de staat. Het is in die context niet vreemd
dat hij een klas voor nieuwe Kamerleden leidde.
34 Met de komst van de verzorgingsstaat heeft de executieve, de regering, – tegelijk met het aanjagen van de instrumentele positie van
het recht en de organisatorische instrumenten van de staat – zich een aanzienlijkemacht verworven, ten koste van die van het legislatief,
de Tweede Kamer. Mede daardoor is die behoefte van de Tweede Kamer aanmeebesturen versterkt omzoveelmogelijk van de verloren
macht terug te winnen.
zelf versterkende koersafwijking in de marsroute van grote fouten – de fout
van Vondeling nog een graadje verder, door de instelling van de uitgebreide
commissievergadering (UCV)30. Effect?Meer ‘parkeerplaatsen’,meer beleidsnota’s,
meer amenderingsmoties, meer werk, meer roep om nog meer bewerktuiging
van de Kamer.
• Nota bene 4: Net als onder Vondeling was er ook nu slechts een enkel
Kamerlid dat zich bewust was van het contraproductieve effect van Dolmans
UCV-constructie. Verburg, voormalig lid van de commissie Cals-Donner,
stelde: ‘De GPV-fractie vroeg zich dan ook af of de nu voorgestelde wijziging
geen symptoombestrijding moet worden genoemd, een reglementaire
aanpassing aan het steeds verdergaande specialisme31 van het Kamerwerk.
Zal het werk van de volksvertegenwoordiging door deze reglementswijziging
niet verder verbrokkelen en verworden tot steeds meer specialistisch detailwerk,
zodat de klachten over bureaucratisering en vooral over onsamenhangend
korte-baan-werk in de toekomst zullen toenemen?’32
Maar ook nu was er verder weer niemand die de ernst van die observatie
doorhad en daarnaar handelde.
• Zo wortelde zich een stelsel van vaste commissies, sectoraal ingedeeld, met
het gezicht naar de echte beleidsregisseur, te weten de regering en haar
ministeries. Nadat de Kamer eerst zijn controlerende functie had opgegeven,
liet hij nu ook definitief zijn representatieve functie vallen door structureel
met de rug naar de samenleving te gaan staan.
• Snel ging het proces van accommoderen van inputoverload (in plaats van
inputreductie) via meer instrumenten voor de bewerktuiging van de Kamer,
verder. Dat creëerde, onder meer via extra ondersteuning van fracties en
Kamerleden, een departementalisering van de Kamer, instrumentele debatten
van de Kamer, ontideologisering van het Kamerdebat, een sfeer van
ambtelijk-wetenschappelijk-technocratisch-bedrijfsmatig opereren, ideologisering
van ordeningsvraagstukken, welig tierende specialismen, stortvloeden
van moties33 en vragen, behoefte aan versterking van de bureaus
onderzoek en wetgeving van de Kamer, wat op zijn beurt weer de departementalisering
en de verambtelijking van de Kamer aanjoeg. Kortom, de
gebruikelijke maar niettemin adembenemende werking van positive feedback,
in combinatie met withinputoverload.
• De Kamer raakte steeds verder af van de samenleving. De agenda en logica
van de regering gingen bepalen wat de Kamer deed, niet de agenda en logica
van de samenleving. De Kamer stortte zich op meebesturen.34 Dat er wel
degelijk Kamerleden waren (en nog steeds zijn) die de burger opzochten
doet niet af aan de feitelijkheid dat de Kamer als collectief zich richtte
naar de regering, en niet naar de samenleving. Daar, in dat meebesturen
18
onder het toeziend oog van tv-camera’s, is het carrièreperspectief gaan
liggen35. Zonder te willen vervallen in ‘vroeger was het beter’ lijkt het mij
voor een correcte duiding van de parlementaire geschiedenis van belang
om te wijzen op Bijlage 2. Daarin beschrijf ik dat we tijden hebben gehad
waarin parlementariërs als vanzelfsprekend gericht waren op burgers en
op hun problemen.
Dit proces, met zijn negatieve uitwerking voor samenleving én politiek, is
overigens niet aan de aandacht van de Kamer zelf ontsnapt. Maar pogingen
tot een stoppen of kering daarvan zijn nooit gelukt. Politieke partijen die bij
verkiezingen in de jaren negentig ten principale probeerden om niet langer
gespecialiseerde deskundigen voor het lidmaatschap van de Kamer te werven,
en meer mensen met een generalistische signatuur te rekruteren,
zagen tot hun verbijstering deze personen verdwijnen in de coulissen van de
sectorale commissies. Bij de laatste Kamerverkiezingen formeerden zo’n
veertien jonge Kamerleden (jong in termen van anciënniteit) zich tot een
groep die het ‘anders zou gaan doen’. Na enkele publicitaire oprispingen
verdwenen ook zij en hun idealen naar de achtergrond. Dat heeft niets te
maken met hun kwaliteit, maar alles met het verwoestende systeem van het
functioneren van de Kamer.
Alleen als men wil aanvaarden dat het systeem zelfs de beste volksvertegenwoordigers
absorbeert of aborteert, kan men het begin vinden van een aanpak
die wel succesvol zou kunnen zijn. Zolang dat niet gebeurt ontsnapt geen enkel
Kamerlid aan de systeemdwang36 van het stelsel dat zich laat leiden door de
agenda van de regering.
Slechts weinigen beseffen dat daar de bron ligt van dat proces van voortgaande
afwijking dat onze samenleving wurgt met een steeds grotere stroom regels,
bureaucratisering en administratieve lasten.37 Elke maatregel op dat vlak is
bij voorbaat zinloos omdat de werking van positive feedback onder invloed
van withinputoverload niets anders is dan een melt-down van het politieke
systeem. Vandaar ook mijn stelling dat wij omstreeks het jaar 2000 aan het
einde van een politieke levenscyclus zijn gekomen. Een cyclus die begon na
WOII, tot 1960 een stijgende lijn vertoonde, vervolgens tot 1990 een min of
meer stabiele fase had, en vanaf 1990 aan de weg naar beneden begon om
tegen 2000 de bodem te bereiken.38 Vervolgens legde Fortuyn dat einde van
de politieke levenscyclus moeiteloos bloot. Door een afwezigheid van enige
politieke vitaliteit van de bestaande partijen liep hij dwars door het politieke
systeem heen.39
35 Ik heb de ontwikkeling van dat proces beschreven in het artikel Tweede Kamer met 150 ministers, in Binnenlands Bestuur 1981, nr. 10.
36 Dat systeemkenmerken, leidend tot systeemdwang, het gedrag van mensen in het openbaar bestuur in grote mate bepaalt wordt
duidelijk beschreven door Hans Berg in De eigen aard van de overheid, SDU 1998, p. 53 e.v. Fout gedrag is binnen een fout systeem
onvermijdelijk.
37 Ten onrechte schrijft men dit toe aan de consequenties van de verzorgingsstaat. Dat verschijnsel was slechts een conjuncturele
aanjagende stimulans van de negatieve effecten van een structureel verkeerd politiek systeem.
38 Terecht stelt Frank Ankersmit in het artikel Grote lijnen in tijden van details, in Filosofie magazine 1999, nr. 5 dat berusten in de dood
van de politiek onverantwoord zou zijn. Revitalisering of reanimatie van het politieke systeemin de vormvan het starten van een nieuwe
politieke levenscyclus lijkt mij mede een opdracht voor de Nationale Conventie.
Als men zich dit realiseert begrijpt men wellicht dat het te eenvoudig is om
dit alles te wijten aan ‘die politieke cultuur’. Dat het verleidelijk is om steeds
die cultuur aan te halen als de bron van veel kwaad is begrijpelijk. Elke dag
vindt men in kranten voorbeelden van de negatieve effecten van die cultuur;
bijna geen uitzending van Nova, Netwerk, of Buitenhof gaat voorbij zonder
referentie aan die cultuur.
Politieke cultuur staat echter in een wederzijdse causale relatie tot politieke
structuur. De cultuur heeft de structuur in een proces van dertig jaar om zeep
geholpen. Nu moet een nieuwe structuur de cultuur op niveau brengen: een
noodzakelijke instrumentele ingreep in de onderliggende orde van de staat.
Bij lichte cultuurafwijkingen kan een goed gesprek hulp bieden. De huidige
graad van afwijkingen van de politieke cultuur is echter zo ernstig dat die
alleen met diepingrijpende structuuringrepen kan worden hersteld. Dat is
slechts mogelijk door de positie van de Kamer 180 graden te draaien. Straks
volgen daartoe de nodige aanbevelingen.
1.5.2 De Kamer weet dat zelf ook, maar zit in een catch22-situatie
De ernst daarvan is overigens ook in de Tweede Kamer duidelijk. Op 15 maart
2004 vergaderde de Commissie voor de Werkwijze van de Kamer over de
politieke cultuur van de Kamer.40 Van 11.00 tot 19.00 uur bekritiseerden zij
die cultuur in niet mis te verstane bewoordingen. Zo bijvoorbeeld de uitspraak
van Eerdmans (p. 14), een van de leden van eerder genoemde groep ‘jonge
Kamerleden’ wier vernieuwingsacties sneuvelden in de systeemdwang van
de Kamer: ‘Wij verzuipen momenteel in onze eigen georganiseerde bureaucratie.
(-) Veel van de bureaucratie die op de departementen ontstaat komt
door de Kamer zelf.’
De leden van de commissie dienden een aantal moties in om het Reglement
van Orde te wijzigen ten gunste van een verbetering van de politieke cultuur.
Aan het slot aanvaardde de commissie onder meer een motie van de leden
Van Beek (VVD) en Bruls (CDA), geadresseerd aan het Presidiumvan de Tweede
Kamer, met de strekking binnen drie maanden met voorstellen te komen,
gericht op veranderingen in de cultuur van de werkwijze van de Kamer (p. 43).
Kamervoorzitter Weisglas weigerde namens het Presidium om deze motie uit
te voeren. Hij betrok het standpunt dat als de politieke cultuur van de Kamer
moest veranderen, dat dan de Kamerleden dat zelfmaarmoesten doen (p. 50).
Bijlage 3 bevat een korte beschrijving van de Handelingen van die vergadering
op 15 maart 2004.
De vraag rijst waar de verantwoordelijkheid van de Kamervoorzitter en/of
het Presidium ligt als stelselmatig (het was namelijk niet de eerste keer dat
Weisglas een interventie van zijn kant afwees) wordt geweigerdmet voorstellen
tot verandering van de politieke cultuur te komen. Hoewel de opstelling van
19
39 Dat ligt bijvoorbeeld geheel anders in België. Daar is men in 1970 begonnen met een moedige hervorming van de eenheidsstaat
naar een federale staatsvorm. Pas omstreeks 2000 is het einde van het ontwikkelingsproces in zicht gekomen en bevindt men zich
nu in een situatie waarin men een evenwicht probeert vast te houden tussen het federale geheel en de samenstellende bestanddelen.
Overigens met een steeds duidelijkere tendens in de richting van een confederaal stelsel.
40 Handelingen Tweede Kamer, 2003-2004, 29 262, nr. 8.
20
41 In het weekend van 8-10 april 2006 brachten diverse dagbladen, als ook het radionieuws op 11 april, dit bericht.
Weisglas vanuit een formeel perspectief wellicht juist was, leidde het per saldo
tot een vacuüm, of een impasse, of een patstelling, kies maar. Precies deze
situatie heeft Tjeenk Willink al een paar maal omschreven als: de Kamer zit
in een situatie waarin van hem wordt gevraagd zich aan zijn eigen haren uit
het moeras te trekken. Hij noemt het dan ook het Baron von Münchhausensyndroom.
Zolang er niet ten principale in die cultuur wordt ingegrepen –
met name door een paar schotten en hekken te verplaatsen, zie straks de
aanbevelingen – zal de erosie van de kwaliteit van het functioneren van de
Kamer doorgaan. Na de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 vertrok in
april (weer) een aantal Kamerleden naar interessante wethoudersposities.
Het (mee)besturen – tegen een beter salaris – blijkt toch erg aanlokkelijk te
zijn. Dat de voorzitter van de Kamer vervolgens publiekelijk verklaart41 dat
daarmee het aanzien van de Kamer wordt geschaad, is in wezen een verwijt
aan zichzelf. In de positie als voorzitter van de Commissie voor de Werkwijze
van de Kamer had hij allang, samen met het Presidium, diepingrijpende
maatregelen kunnen, mogen en moeten voorstellen. Als hij het niet doet,
wie doet het dan wel?
Ten slotte nog dit. Bekend met de uitspraak van Tjeenk Willink over Baron
von Münchhausen, en omdat ik de ontreddering van de commissie zag toen
Weisglas elke interventie van zijn kant afwees, heb ik de dag erna contact
gezocht met de twee motie-indieners, aanbiedend – indien op prijs gesteld –
om ze te helpen zelf dan een plan voor een ingrijpende cultuurverandering
te ontwerpen. Na een gesprek met een van hen, is daarna verder niks meer
gebeurd. Ook weer een symptoom van de politieke cultuur: snel op zoek
naar iets anders, opgejaagd door de media en zichzelf.Parlement en regering:
rijp voor een nieuwe politieke levenscyclus?

Over anaconda15

1.80 meter lang blauwe ogen Nederlands Techneut en gek op wetenschap Erg handig en visionair
Dit bericht werd geplaatst in Uncategorized en getagged met . Maak dit favoriet permalink.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s