Link:Van_uitsluiting_naar_verbinding

‘Politici en opiniemakers missen betekenis van de Engelse rellen’

De rellen in Engeland kunnen niet simpelweg worden afgedaan als het werk van een ‘gewelddadige minderheid’. Want hoe kan het dat een massa van deze omvang in beweging kon worden gezet?
Drie dagen heeft het geduurd voordat bestuurders van Londen en het Verenigd Koninkrijk besloten terug te keren van hun vakanties. Drie dagen heeft het geduurd voordat er in de Nederlandse pers een substantiële verslaggeving op gang kwam. Drie dagen heeft het geduurd voordat er een besef doordrong van de ernst van de situatie -aanhoudende rellen in een van ’s werelds belangrijkste metropolen.
Wat vorige week donderdag begon met de 29-jarige Mark Duggan die door politieagenten werd doodgeschoten is uitgegroeid tot iets anders. In een zoektocht naar een plausibele én politiek houdbare uitleg is het rituele afwijzen van geweld en het evenzo rituele vingerwijzen in volle gang gezet. Het is precies hier waar politici en opiniemakers de fout ingaan.
Nick Clegg, leider van de Liberal Democrats, spreekt van opportunistisch geweld en diefstal. Premier David Cameron noemt het geweld onacceptabel en ‘pure criminaliteit’. In deze slecht verhulde politieke beweging proberen beide heren afstand te nemen van de gebeurtenissen en de spreekwoordelijke handen te wassen in onschuld.
Onrecht
Hoewel het natuurlijk te makkelijk is om de rellen af te doen als het onvermijdelijke antwoord op een bepaald soort politiek, wordt het punt (opzettelijk) gemist dat het hier niet om enkelingen gaat, maar dat grote groepen burgers betrokken zijn bij de rellen en dat hierbij-voor zover we weten-vooral de armste lagen van de bevolking vertegenwoordigd zijn. Door de onlusten af te doen als puur crimineel en opportunistisch doet men onrecht aan de diepgevoelde maatschappelijke misstanden die hier zichtbaar worden gemaakt. Het volstaat gewoonweg niet om, zoals Cameron probeert, deze significante gebeurtenissen af te doen als het werk van een ‘gewelddadige minderheid’.
Alle rellen drijven gedeeltelijk op het werk van raddraaiers en criminelen, maar dat betekent niet dat daarmee de kous af is. De vraag moet namelijk gesteld worden hoe het toch kan dat een massa van deze omvang in beweging kon worden gezet. Groot-Brittannië heeft een lange geschiedenis van groeiende maatschappelijke ongelijkheid en het afgelopen jaar heeft de Britse overheid niet veel gedaan om de kwetsbaarste groepen te ontzien in hun enorme bezuinigingsoperatie.
Dat wil niet zeggen dat de rellen moeten worden gezien als een gecoördineerd protest tegen het gevoerde beleid; daarmee zouden we de situatie te romantisch voorstellen en gaan we voorbij aan het enorme leed dat het geweld heeft veroorzaakt. Wel is het belangrijk om stil te staan bij het historisch gegeven dat het hebben van grote, kwetsbare groepen altijd een potentiële bron is voor escalerende, maatschappelijke onrust.
Offensief
Elke maatschappelijke minderheid, ook een gewelddadige, is uiteindelijk -linksom of rechtsom-onderdeel van een samenleving. Wanneer de Britse premier dan spreekt van het onacceptabele crimineel gedrag van een gewelddadige minderheid neemt hij feitelijk afstand van een deel van zijn gemeenschap en ontvlucht hij de maatschappelijke verantwoordelijkheid die hij draagt voor de hele Britse samenleving.
Hoewel de enorme politiemacht er naar alle waarschijnlijkheid in zal slagen om de rellen de kop in te drukken betekent dat niet dat het probleem is opgelost. Sterker, het zou het startsein moeten zijn voor een nieuw maatschappelijk offensief dat probeert de situatie van achtergestelde groepen te verbeteren om hen zo een aanmerkelijk belang in de samenleving te geven.
Helaas moet geconstateerd worden dat de kans op een dergelijk offensief gering is aangezien de Britse politici doorgaan met het weglopen van hun verantwoordelijkheid en zich druk maken over het idee dat de rellen zouden worden veroorzaakt door sociale media platforms als Twitter en Blackberry Messenger. Dames en heren politici: koppen in het zand, business as usual.
D4net Netwerk voor Dromers, Denkers, Durvers en Doeners
Een pleidooi voor de woede
Door: Marcel Hulspas uit DePers.nl Illustratie: Merijn Beeldverteller
Woede

Waar blijft de nationale woede? Waarom wordt er in ons land niet massaal geprotesteerd tegen de keiharde bezuinigingen? Het kabinet kondigt de ene harde maatregel na de andere af. De pensioenen worden uitgekleed, psychiatrische patiënten moeten extra betalen, de werknemers in sociale werkplaatsen worden op straat gezet, kaalslag in de kunstwereld, afbraak van het openbaar vervoer, en ga zo maar door. Honderdduizenden Nederlanders, vrijwel allemaal aan de onderkant van de samenleving, hebben de afgelopen weken te horen gekregen wat de crisis voor hen gaat betekenen. Zij krijgen de rekening gepresenteerd. De rekening voor het roekeloze gedrag van bankiers. Gepresenteerd door een kabinet dat niet eens een meerderheid van de bevolking vertegenwoordigt.
Kortom, wie dat wil, kan duizenden redenen verzinnen voor een Volksbeweging van de Woede. Maar er gebeurt niets. Natuurlijk, velen zijn woedend, en protesteren. Machteloze protesten. Niemand is in staat om die woede te bundelen, te richten. De oppositie niet, de vakbonden niet. Daar zucht men over een gebrek aan ‘actiebereidheid’. En dat is het. Maar het echte probleem is groter en fundamenteler. En het heeft twee kanten. ‘Links’ heeft zijn historische functie verloren. Het weet zich geen raad meer met maatschappelijke woede. Ze zijn niet meer in staat die te bundelen, te sturen en constructief in te zetten – in wat filosoof Peter Sloterdijk ‘woede-management’ noemt. En ten tweede: we schamen ons voor onze woede. We durven niet meer echt woedend te zijn. Woede heeft een slechte naam. Ze vernielt, breekt af, veroorzaakt meer kwaad dan goed. Maar zonder woede gebeurt er niks.
In de klassieke tijd was woede een deugd. Het was de
gerechtvaardigde, de meest geëigende reactie op onrecht en vernedering.
Bij Homerus is de woede, de mènis, een door de goden geschonken
vermogen. Een emotie die leidt tot bovennatuurlijke prestaties. De ware,
oprechte woede was een teken dat de goden bezit van iemand hadden
genomen, en dat niets en niemand hem dan kon tegenhouden. Ook bij Plato
en Aristoteles is de woede een positieve emotie. Zonder woede bestaat er
geen moed, en zonder moed geen vooruitgang. Woede is bij Aristoteles de
passende reactie tegen onrechtvaardigheid. Een mens moet woedend kunnen
worden, en het is goed daarnaar te handelen. Dat woede uit de hand kan
lopen, komt niet door de woede zélf maar door een andere, een werkelijk
slechte menselijke eigenschap: onmatigheid. Net als lust en angst dient
de woede gereguleerd te worden.
Maar die klassieke opvatting is vergeten. Volgens het christendom
behoorde woede tot de Zeven Hoofdzonden. Woede breekt af. Woede is de
duivel in onszelf. We horen ons te schamen voor onze woede. Nou, heel
even dan, en vooral verbaal, mogen kunstenaars, gehandicapten en andere
zielenpieten hun woede de vrije loop laten. Hoe korter hoe beter. En
daarna snel afkoelen, en verder gewoon ‘constructief’ meedenken. Men
dient te debatteren; met twee woorden te spreken. En daar zijn inmiddels
zovelen zó diep van doordrongen, dat ze tot zelfkastijding overgaan.
Ja, natuurlijk moet er bezuinigd worden, want zondaars zijn we allemaal.
We hadden het te goed. En natuurlijk moeten de banken weer megawinsten
maken en bonussen uitdelen, want dat is goed voor de economie. En zo
vernederen duizenden zich, dagelijks, pijnlijk opzichtig. Uit schaamte
voor hun ingehouden woede.
Woede is een gebrek. Een gebrek aan zelfbeheersing. Denkt men. De
schuld voor deze misvatting ligt niet alleen bij de Kerk maar ook bij de
psychologie, bij Sigmund Freud. Freud omschreef de mens als een
psychologisch drukvat: als de frustraties te hoog oplopen, als we te
veel moeten opkroppen, dan barst de boel op een gegeven moment. Dan gaan
we tics vertonen, we worden neurotisch, of we gaan door het lint. Dan
slaan we wild om ons heen.
Het klinkt logisch, deze ‘frustratietheorie’, en menige advocaat doet
er in de rechtszaal zijn voordeel mee (‘na zo veel tegenslag,
edelachtbare…’) maar het klopt niet, zoals uit onderzoek blijkt. Niet
dat er veel onderzoek gedaan is naar woede. Woede geldt immers als een
‘negatieve emotie’, net als angst, haat en minachting. Het onderzoek
daarnaar is schaars, en concentreert zich heel braafjes op vragen als:
‘hoe schadelijk is het?’ en: ‘Hoe kun je het verhelpen?’ De wetenschap
loopt gewoontegetrouw aan de leiband van de moraal.
Grootse idealen
Maar
woede is een positieve kracht. Het is het niet te negeren signaal dat
er iets moet veranderen. Het zet aan tot actie, tot doorbraken. Woede
zorgt voor heilzame revoluties. Het maakt van de eenzame mens de drager
van grootse idealen. Ze trommelt op pannendeksels, schreeuwt het van de
daken, vult straten en pleinen. Woede tilt de mens boven de mens uit.
Woede leverde ons de Hel van Dante, de Statenbijbel, de Max Havelaar, de
Guernica, de Desastres de la Guerra. De grootste schrijvers, de grote
doorbraken in de kunst en de literatuur zijn het product van woede.
Maar ook de politiek kan niet zonder woede. Het socialisme, de
antirevolutionairen, organisaties als het Rode Kruis, Geenpeace, Amnesty
International: ze zijn het product van heilige verontwaardiging. Van
helderziende woede.
We dienen ons bewust te zijn van onze woede. De oude Grieken wisten
het al: net als andere emoties dienen we woede onder controle te houden.
We moeten een balans vinden, een grens trekken. Pas dan kan woede
constructief zijn. Dat geldt niet alleen op het persoonlijke vlak. Dat
geldt ook voor de samenleving als geheel. Ook maatschappelijke woede
dient gereguleerd te worden, wil ze een positieve bijdrage kunnen
leveren. Dat was nu net dé grote verdienste van het socialisme van
weleer. Het bood het immense proletariaat van de negentiende eeuw, de
verschoppelingen van het kapitalisme, een mogelijkheid om zijn woede te
uiten én vorm te geven. Geen blinde oproeren, geen wilde stakingen –
wachten was het devies. Tot het moment dáár was.
Partijen en vakbonden waren ooit (aldus Peter Sloterdijk)
‘woedebanken’ waarin het woedekrediet zich opstapelde. Tot het moment
gekomen was om die woede los te laten, te coördineren, en uiterst
berekenend, in zijn volle kracht, in te zetten voor verandering. Het
socialisme had daar geen patent op. Nationalisten en antisemieten
organiseerden hun eigen ‘woedebanken’ die zich op een gegeven moment
keerden tegen de vijand (buiten de grenzen, of tegen de Jood op de
hoek). Maar het socialisme had één eigenschap dat het uniek (en voor de
elite extra gevaarlijk) maakte: het bood een utopisch perspectief: de
klasseloze samenleving. Dat was waar de arbeider zijn woede voor
opspaarde.
Maar de woedebanken van weleer zijn gesloten. Het socialisme heeft
het kapitalisme en het huidige democratische stelsel omarmd; iets anders
komt er niet. Wie zich vernederd voelt, vergeten voelt, krijgt te horen
dat hij niet boos mág zijn.
Links is niet meer in staat en bereid de maatschappelijke woede te
verzamelen, op te sparen en te reguleren. Want het heeft geen
perspectief buiten de bestaande structuren. En dus zoekt de woede andere
wegen. Wie tien jaar geleden woedend was, kwam uit bij Pim Fortuyn. Wie
nu woedend is, hoort het gesis van de PVV: het is de islam… Maar is
dat het woedemanagement waar we op zitten te wachten?
Jammerend orkest
We
kunnen ons neerleggen bij ‘de realiteit’ zoals aangeboden vanuit Den
Haag. We kunnen onze schouders ophalen bij een schreeuwende kunstenaar
hier, een jammerend orkest daar, een opstootje links en een plein vol
rolstoelers rechts. Maar waar het om gaat is niét het kabinetsbeleid.
Het wegvallen van politiek woedemanagement kan uiteindelijk grote schade
veroorzaken aan de democratie. Regering, parlement, politieke partijen –
ze vormen een bedrijf als ieder ander.
Zonder de woede, die alles doet schudden, raakt de boel in de
versukkeling. Zonder de kans op een reële dreiging ‘van buiten’ vervalt
de politiek tot een dichtgetimmerd, zichzelf feliciterend,
ambtenarenparadijs. Voormannen als Abraham Kuyper en Pieter Jelles
Troelstra mobiliseerden de woede, en dirigeerden haar richting Den Haag.
En zo transformeerden zij de bedaagde politiek.
We denken te graag dat die dagen voorbij zijn. Dat woede niet meer
nodig is. Dat wie boos is, zich moet schamen. Maar zo sukkelen we in
slaap. Maatschappelijke woede moet gereguleerd. Wie zal de woede straks
gaan oogsten?